Zal ik je vertellen hoe het is om hier te zijn.
Een later land, ergens tussenin en achteraf,
op de breuklijn van polder en pijn, laat ik jou in.
Zuurstof is wat ik wil maar verkavelaars knagen
al mijn einders uit. Hoe men hier de grond bemaalt
waarop straks de tuinkabouters komen, hoe men jaartallen
in de daken etst, het heeft geen oog. Rondjes lopend,
kopjes gevend, de dikke jagers in de velden leggen
zichzelf niet neer. Mondjesmaat en krenterigheid,
de schrik die heilig is. Droom van lood om ijzer
wordt in villa’s van vanille uitgebreid en feestelijk
hier wel vaker de eigen huid gered. Zij die bang
en bloot voor wat anders is blijven doen alsof licht
en donker in ons niet met en naast elkaar bestaan,
we zien ze komen, ze rukken aan. Niet met mij,
bezweer ik. Al lijken ook hun woorden traag en taai,
nooit, zeg ik, nooit zullen het de sleutels zijn die binnen
kunnen vallen in de besloten kamers van dit gedicht.
© Paul Rigolle
Uit de cyclus ‘Too Late Blues.
Al te late brieven aan John Cassavetes’ -
Van het hart een steen, Poëziecentrum 2009