Misschien een argeloze pakketbezorger of een
te snelle scooter, een vrachtwagen die hier niet
hoorde, haar leemkleurig lijf niet zag.
Op het asfalt ligt zij onbewogen
buik met broedsel, bonte poten.
We zijn als vrouwen onder elkaar als ik hurk
op dit harde grijs dat veren spreidt, dons losrukt,
snavels splijt, knieën schaaft.
Ik leg haar waar ze moet zijn: aan de overkant.
Ze weegt niet meer dan een pak suiker
klopt warm na, ik zie nog lente in haar ogen.
Aan de rand van het veld de groen gekrulde woerd
zijn waggelend lijf blijft hier, heen en weer
verwoed heen en weer, roept en roept en roept.
uit: Wisselplaats - uitgeverij U2pi