Albrecht Rodenbach
uit het zangdicht: Arnold
In het land van Utopeia
groent en blauwt ene eeuwige mei,
glanst ene eeuwige lentezonne,
zingt eene eeuwige vogelenrei,
blinken marmeren sloten tussen
myrtenwoud en waterkant,
en het is een zalig land
't land van Utopeia.
In het land van Utopeia
draagt elk herder vurige min
tot het puur etherisch wezen
ener vorstelijke engelin,
wier getrouwe wederminne
zedens tart en edelstand,
en het is een zalig land
't land van Utopeia.
Och het land van Utopeia!
Hoe gewillig het lief ook zij,
trilt haar luchtige volmaaktheid
des verliefde greep voorbij;
edoch hoe platonisch ook, hoe
feller zijne liefde brandt,
en het is een zalig land
't land van Utopeia.
Al de gedichten (1888)