Geen licht beklijft, we vouwen de kinderen voor de nacht
strijken hun plooien glad. Ze hebben gespeeld, gegeten,
in bad gezeten. Op klein leed hebben we pleisters geplakt.
Teerbeminde dingen moesten aangelijnd, preventief
tegen het verdwijnen. Het verschil tussen een voetbaldveld
en een oneindige reis kan een windvlaag zijn
een niet uitkijken op straat, een wolf op een binnenplaats.
Vermomd mengt hij zich onder de mensen. Het grommen
verborgen achter zijn tanden.
Diepe tunnels moeten we graven, onvindbaar voor alles
met schuim op de kaken. Voor wie broos en argeloos
ondertonen mist, ongewone ogen slechts het goede ziet
de gouden bergen.
Licht is de dag na een inktzwarte nacht. Van ongewis naar
aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid. Naar andere
kinderen op het veld, hun armen net zo dun, lang en slap
langs het slungellijf.
uit: Wisselplaats | uitgeverij U2pi