In gesprek met Elise Vos
Over een rattenkoning, vergeelde bijbelblaadjes en haar debuut Bolster

Dag Elise. Welkom terug bij Roer. We vallen met de deur in huis en starten met enkele klassieke vragen.
Wat houdt jou (vooral) bezig buiten de poëzie?
De poëzie slorpt effectief het grootste deel van mijn vrije tijd op. Ik lees heel veel en dat mondt vaak automatisch uit in schrijven, poëzie-events bezoeken, participeren in lees- en schrijfclubjes, enz. Een groot deel van de tijd die overblijft, besteed ik aan mijn “onconventioneel gezin”. Mijn partner en ik zorgen samen voor een roedeltje oude asielhonden. Daar komt veel bij kijken: aangepaste wandelingen, medicijnen/verzorging op vaste tijdstippen en we hebben altijd wel een dweil bij de hand. Het cliché dat de honden je er veel voor teruggeven klopt.
Wie of wat heeft jou aangezet tot schrijven? Hoe is die vonk overgeslagen?
In eerste instantie het lezen zelf. Interessante gedichten, maar ook proza, kunnen mij inspireren om zelf te schrijven. Concreet was het het werk van mijn partner, Kris Lauwereys, dat mij aanzette om de poëzie terug een kans te geven.
Wanneer ik vroeger, bv. tijdens mijn studie, poëzie (of proza) las, dan waren het grote klassiekers en vaak in vertaling. Hoewel die grote namen belangrijk zijn, is het niet dergelijke literatuur die mij per sé triggert om zelf aan het schrijven te gaan. Persoonlijk heb ik iets nodig dat voor mij “hedendaagser” en “scherper” aanvoelt. Door Kris’ werk te lezen en in zijn uitgebreide bibliotheek rond te neuzen, stapte ik eigenlijk terug de literatuur binnen. Ik begon andere “moderne” auteurs te appreciëren en stapte af van een al te klassieke manier van schrijven.
Wat is voor jou het ideale recept voor een goed gedicht?
Ik hou van gedichten die een verhaal bevatten, die suggestief zijn, de lezer op het verkeerde been zetten, die je een paar keer opnieuw moet lezen om te vatten, gedichten die vragen oproepen in plaats van ze te beantwoorden. Er mag geëxperimenteerd worden met grammatica en vorm, met een gevoel van bevreemding of vervreemding. Een gedicht kan zeker ook tegen proza aanleunen en mag vooral veel zonder veel te moeten. Ik ga op zoek naar de verschillende lagen en een rauwe ondertoon.
Persoonlijk ben ik geen fan van het gebruik van veel en overduidelijk, voor de hand liggend rijm en “verboden” woorden zoals troost, liefde, vertrouwen, enz. Show, don’t tell.
Drie citaten over poëzie, waarop jij spontaan mag reageren.
Bij welk citaat kan jij je het best aansluiten en waarom?
Een gedicht moet tenminste één jaar kelder hebben.
Paul Van Ostayen
Een gedicht wordt nooit voltooid, alleen in de steek gelaten.
Paul Valéry
Het gedicht is pas goed als men het tienmaal herlezen kan zonder dat het verbleekt.
Ik sluit me het meest aan bij “Een gedicht moet tenminste één jaar kelder hebben.” Het benadrukt het geduld dat de schrijver moet hebben. Wanneer je een gedicht zo lang laat liggen dat je het zo goed als vergeten bent, kan je het met een frisse blik herlezen en indien nodig, er terug aan sleutelen. Daarom wacht je beter even voor je je eigen werk de wereld in stuurt. Meer nog: stuur iemand anders naar die kelder en wacht af waarmee hij naar boven komt. De ene keer kan hij een rattenkoning ontdekken, de andere keer vergeelde bijbelblaadjes.
We belichten drie gedichten uit jouw debuut Bolster.
Baba Jaga, zo leert Wikipedia ons, is een figuur uit de Slavische mythologie, een soort heks. Kan jij misschien aanvullen? Wie is Baba Jaga en wat betekent ze? Wat is de link tussen jouw gedichten en de mythologie?
Baba Jaga is voornamelijk gekend als een heks die in het bos woont, in een huis dat ronddraait op kippenpoten. Ze slaapt uitgestrekt op de kachel (zoals dat de gewoonte was in Russische boerenhutten) en neemt zo een groot deel van de ruimte in beslag. Haar neus groeit doorheen het plafond, haar borsten hangen over een stang. Ze reist door middel van een vijzel met stamper. Haar sporen wist ze uit met een bezem. Veel van haar uiterlijke kenmerken en activiteiten kunnen op verschillende manieren geduid worden. Bovendien maakt de combinatie van verschillende functies haar uniek in de folklore. Terwijl de meeste figuren in Europese volksverhalen eenduidig zijn in hun functie (ofwel helpen ze de held, ofwel hinderen ze de held), belichaamt zij een dubbele rol. Zij kan optreden als een “donor” die de held van dienst is, of zij kan een demon zijn die verslagen moet worden. Soms verschijnt zij als een reeks zussen in een verhaal; de held kan dan van de ene zus hulp ontvangen, terwijl een andere hem tegenwerkt.
Baba Jaga werpt een interessant licht op het beeld van de vrouw en haar rol in de maatschappij doorheen de (cultuur)geschiedenis; denk maar aan het moederschap, schoonfamilie, vrouwelijkheid, vruchtbaarheid, maar ook initiatie, de dood en het hiernamaals. Er zijn goede naslagwerken geschreven rond deze uitermate interessante figuur, met op kop “Baba Yaga; The Ambiguous Mother and Witch of the Russian Folktale” van Andreas Johns. Ik kan uren doorgaan over welke plek zij inneemt in de folklore en waarvoor zij in de literatuur kan staan, maar zal besluiten dat deze heks in mijn poëzie symbool staat voor een traditie die niet zomaar afgeworpen kan worden, de onconventionele moeder, de oermoeder, de hoedster van de oude natuur (gekaderd in ecogothic, cfr. ook het gedicht Heksenhut op Meander/Het Gezeefde Gedicht), enz. Ook in mijn werk vervult zij een heel veelzijdige rol.
We staan even stil bij de voorlaatste strofe.
ze streelt de hoekige architectuur van een onbekende
beduimelde taal, een bladwijzer gevouwen uit een reclamefolder
houdt de wacht bij het laatste woord
om morgen verder te gaan waar de verbeelding
uit de nachttrein stapt
In het gedicht treedt de liefde voor de taal en de verbeelding duidelijk op de voorgrond.
Deze regels hebben betrekking op het aanleren van een nieuwe taal en een beetje verliefd worden op die taal. Een Russisch sprekend meisje leert Nederlands, een heel moeilijke taal om te leren. Alleen al onze woordvolgorde is zo’n heikel punt. Zelf vind ik het Nederlands een erg rijke taal.
Indertijd heb ik de omgekeerde beweging gemaakt; ik leerde Russisch als tiener en werd smoorverliefd op de taal. Ik leerde in het begin op mijn eentje en vulde zelf de gaten (soms foutief) in. Zo duurde het lang eer ik de “ы” correct kon uitspreken en maakte ik er foutief een ui-klank van. Taal ordent de werkelijkheid, taal zorgt ervoor dat we wat we zien en wat er gebeurt in een narratief kunnen gieten. Wanneer je een nieuwe taal leert, kom je soms tot de ontdekking dat die taal de wereld anders ziet en ordent dan jij gewoon bent. En hoe brengen we wat we percipiëren accuraat over door middel van taal, iets dat soms zo rudimentair of gebrekkig aanvoelt? Poëzie lijkt me een goed vehikel om tussen naakte, historisch gegroeide taal en betekenis te schipperen en zo tot ons eigen verhaal te komen.
Vereenzelvig jij je (gedeeltelijk) met Baba Jaga? Of bekijk je haar vanop afstand?
Baba Jaga is voor mij zo’n typisch horrormotief waarnaar je aangetrokken wordt, terwijl je tegelijkertijd wil wegkijken. Ze is steeds onvoorwaardelijk en onverbloemd haar ambigue eigen zelf en bulldozert doorheen je hoofd met haar hoge gehalte aan folk horror. Eens je haar gezien hebt, kan je haar niet vergeten. Ik laat haar dicht komen, maar krijg daar spijt van wanneer ik ’s nachts niet kan slapen en haar ijzeren glimlach vermoed bij het licht van een straatlantaarn. Ik vereenzelvig me niet met Baba Jaga maar bewonder haar kracht en eigenheid.
Over naar het tweede gedicht. We lezen het begin.
bang om in zeeschuim te veranderen
sta ik aan het voeteneind van je bed
ik heb er eerder geslapen, geen kaars is nodig om te weten
met grootmoeders aardappelschilmesje in de hand
iets scherpers was er niet in huis
De angst om in zeeschuim te veranderen. Ik probeer mij dat voor te stellen. Het gedicht doet mij denken aan een afrekening of iemand die de balans komt opmaken van een huwelijk dat op zijn einde loopt. Wat verderop lees ik mijn favoriete regel. De kofferbak wachtte met gapende muil. Je kan als lezer heel veel richtingen uit met dit gedicht maar wat betekent het voor jou?
Ik hou ervan als een gedicht voor iedereen iets anders kan betekenen; dan is het open genoeg en niet zuiver eenduidig. Dit gedicht is er één waarbij ik een laag “cultuur” (die ik haal uit tradities, verhalen, film, kunst, enz.) over een laagje “werkelijkheid” heen leg. Een strak getrokken laken waaronder de contouren van een scherpe realiteit zich aftekenen. Hier en daar prikken ze gaatjes door het weefsel.
Het gedicht gaat concreet over een scheiding; dit behelst het stukje “werkelijkheid” en hierover span ik het laken van het gekende zeemeerminnensprookje, de tweede laag. Het gedicht begint met de twijfel van de lyrische ik die aan het bed van haar geliefde (die voor een ander gekozen heeft) staat. Zij moet hem doden om zelf niet op te lossen in zeeschuim. Er is een open einde: we weten niet of ze haar geliefde zal doden, alleen dat ze het mes had moeten wetten. Als negenjarige las ik één van de oudere versies van het gekende zeemeerminnensprookje en het maakte een diepe indruk op mij.
De derde laag is er één van een herinnering van de lyrische ik, die terugkijkt op het einde van het huwelijk van de ouders. Deze “traditie” wordt verder gezet, maar de “ik” wil een ander einde voor zichzelf, vandaar dat ze het heft in eigen handen neemt.
In de tweede strofe van Steniging, lees ik
je schudt alle klinkers uit je mond
maar de hond die bij de tafelpoot wacht
vangt ze op in zijn druipende muil
dan verdwijnt hij door het sleutelgat
dat dichtslibt terwijl je erdoor kijkt
In het nieuwe testament volgens Mattheüs is het gemakkelijker voor een kameel om door het oog van de naald te gaan dan voor een rijke om het Koninkrijk Gods binnen te gaan. Maar hier verdwijnt een hond door een dichtslibbend sleutelgat.
Ik ontdek wel vaker surrëele elementen in jouw werk. De grondlegger van het surrealisme was André Breton die de stroming als volgt omschreef. Een spontane opwelling in zijn meest pure vorm, waarin men poogt de manier van denken te laten zien, geleid door de verbeelding, zonder rede en los van morele waarden.
Kan je je daar in herkennen?
Wat wil je verder nog kwijt over dit gedicht?
Het klopt dat ik wel vaker associatief schrijf en surreële elementen gebruik, maar dit gebeurt vaak in verhaalvorm; er is steeds een achterliggende reden. Ik besef waarom, wanneer en welke sprongetjes ik maak. Ik kan dit doen om een gevoel van be-/vervreemding op te wekken, een gevoel van het kantelen van de wereld, het losraken van de werkelijkheid, enz. Het motief van de hond speelt daarin vaak een grote rol. Zo komt de hond regelmatig terug met tegenstrijdige functies, doet hij dingen die niet kunnen. Vaak is hij erg antropomorf. Soms is hij een keer de slechterik (cfr. de cyclus Pop, die in december 2024 in DW B verscheen). In mijn universum is veel mogelijk zonder dat dit de werkelijkheid buiten het boek in de weg hoeft te staan.
Tot slot een vooruitblik.
Wat houdt jou op dit moment bezig en wat zijn jouw (plannen) voor de nabije toekomst?
Voor het komende jaar staan verschillende projecten op het programma. Eerst verschijnt een verzamelbundel rond slapeloosheid met de dichters Jana Arns, Bo Vanluchene, Astrid Arns en Ann Van Dessel.
Later op het jaar verschijnt een project rond vergankelijkheid in boekvorm van fotograaf Eddy Verloes en mij. Hij levert de foto’s aan en ik de gedichten. Daarvan is alvast de cyclus Stad onder aarde te lezen die onlangs in Poëziekrant verscheen. Je zal er ongetwijfeld knipogen naar mythologie en religie in herkennen.
Af en toe staat ook een optreden ingepland, maar ik zou vooral erg graag veel lezen en schrijven.
gedichten bij het gesprek
vragen: Wim Vandeleene