top of page
Foto van schrijverChristophe Ywaska

dialoghi del presente

de taal van muziek verdraagt amper woorden,

men kan enkel schrijven over de emoties

die zij teweegbrengt.




Luciano Cilio


File under

Folk / Moderne compositie / Klassiek / Prog /Ambient /

Wereldmuziek/Verheffend en etherisch (not the cheesy kind)


Zomer 1968, Parco Ventaglieri - Napels


Na een eerste, zachte zomerregen wasemt de geur van petrichor door het park. Een jongeman van achttien zit op een bank onder een boom, benen geschrankt, sigaret schuin in zijn mondhoek. Een opengeslagen tekenmap ligt op z’n linkerknie. Begeesterd en snel schetst hij vormen en curves, trekt lijnen, maakt brugjes, arceert en verbindt. Hij klapt de map dicht, staat op en spant de zwarte rekker over de kaft waartussen hij zijn inschrijvingsbewijs aan de Universteit van Napels Federico II schuift. Hij gaat er scenografie en architectuur studeren. Onder zijn warrige kruin bruist een tablet, zijn naam : Luciano Cilio.




















De Napolitaanse underground



In het zelfreferentiële en behoudsgezinde Napels van de vroege jaren zeventig zindert de Parijse mei-revolutie nog na. Studenten, intellectuelen en arbeiders dromen van een machtsovername van de verbeelding en toegang tot onderwijs voor iedereen. Een utopie waarin zelfbestuur en vrije liefde hoogtij vieren. Het is de tijd van een ongebreidelde en wijdverspreide creativiteit. Door kruisbestuiving ontstaat een fijnmazig weefsel van muziek en literatuur, kunst en film, theater en burgerlijk engagement. Napels is een broeinest voor een nieuwe avant-garde die zich afzet tegen ‘de retoriek van de bezette fabrieken’, zoals Cilio zich later in een interview uitlaat over deze stroming.


Het is in deze tijdgeest dat de gulzige en uitermate vruchtbare Luciano zijn netwerk verder uitbreidt met gelijkgestemde muzikanten en artiesten. Hij eigent zichzelf de kunst toe verschillende instrumenten (cello, gitaar, piano, luit, sitar,…) te bespelen en diept dit verder uit. Hij onderzoekt de relatie tussen klank en cinematografie, schrijft toneelmuziek voor het Teatro Esso, organiseert improvisatiesessies, neemt enkele stukken op voor sitar en klassieke instrumenten, speelt mee op een album,…


















Heel diep in het nu


Met een ongeziene urgentie bouwt hij verder aan zijn muzikaal universum en maakt komaf met de logge architectonische concepten die hij opliep tijdens zijn studies. Hij slaagt erin om een specifieke soort ruimte te creëren, die zuurstofrijk en ongedwongen aandoet, maar tegelijk ook heel acuut en gedetermineerd klinkt, sterk verbonden met het nu.

Het wordt al snel duidelijk dat Cilio een klankkunstenaar is met de vingers aan de pols van en in direct contact met het Napolitaanse vuur, waaruit hij melodieën tapt en ze weet op te stuwen tot aan de dam in ons hart.


Dialoghi del presente


In 1977 wordt zijn eerste, en tevens laatste plaat uitgebracht op het label EMI Italia. ‘Dialoghi del Presente’ of ‘Dialogen van het heden’ bevat vijf nummers : vier quadro’s (frames, schilderijen, scenes) en een interludio.

















Scena 1 - Primo quadro della conoscenza


Til de zee op langs de rooilijn.

Adem nevel uit de branding in,

ontluik.


Hart tocht open, hart slaat dicht.

De spanwijdte van een universum

in een zucht, adem uit.


Het eerste quadro, ‘Primo quadro della conoscenza’, opent met een akoestische gitaar die de melodie sprankelend en ongedwongen vertolkt. De piano gaat in dialoog met de gitaar en ontvouwt een tweede fase van een hoger plan. De violoncello vervoegt de twee instrumenten en countert - als een antagonist met fatalistische inborst – de dromerige klankwereld, tot er een onderhuidse dreiging ontstaat.

Twee sirenes kapen de violoncello en monden samen uit in een tweestemmig lamentatio; oorspronkelijk claustrofobisch, zwellen zij met crescendo aan tot een glorieuze extase en imploderen dan abrupt. Het initiële thema wordt terug opgepikt, maar dan vetjes gedrukt…


Als geluidsarchitect bouwt Cilio met ‘melodieën van timbres’ aan een donker staketsel die een pier in al zijn glorie stut. Muzikale motieven schommelen tussen triest en ravissant, als een oranje zeeboei, die boven een schuimkop uitsteekt en dan weer verdwijnt achter een golf.


Dit quadro ademt, vervelt en is introspectief. Het zwelt op, hervalt en herrijst. Een klankwereld waarin klankkleur en melodie elkaar versterken en atonale harmonieën samen kunnen bestaan. Een formule van eb en vloed in een quadro zonder horizon.



Scena 2 - Secondo quadro della conoscenza


Als het donkert keert tij naar het strand.

Nabij de branding maakt hij vuur,

lokaas voor een boot die nooit passeren zal.


Het vervolg, ‘Secondo quadro della conoscenza’, is een woud waarover de nacht valt. Vanaf het moment dat de luisteraar denkt een referentiepunt gevonden te hebben, wordt ie meegezogen in een Indische maalstroom van percussie die zich moeiteloos een plaats toe-eigent in het geheel. Blaasinstrumenten (hobo, Engelse hoorn en fluit) vertalen de nacht met elkaar overlappende stromen van vastgehouden tonen. Treffend zijn de kleine melodische frases waarin technieken van Napolitaanse traditionele liederen omhoog getild worden tot er een polyfonie ontstaat.



Scena 3 - Terzo quadro della conoscenza


Wij schreven onze namen in de lucht

tot zij in de vingertoppen ontbraken,

we waanden ons opgelost.


Het derde quadro wordt door Cilio gespeeld op piano. Een rustpunt in de manifeste dynamiek van de plaat. Niet alleen de lichte noten dragen bij tot de atmosfeer, maar de compositie zelf valt samen met de uitvoering ervan. Het is het bewijs dat Cilio een miniversum kan oproepen met slechts enkele noten.














Scena 4 - Quarto quadro dell’universo assente


Licht van morgen ontsnapt naar vandaag en werpt mijn schaduw

in niemandsland tot vogelvrij.



Het vierde quadro (dell’universo assente) opent met minimale tribale percussie. De blaasinstrumenten blazen hun melodieën steeds verder van het toneel tot ze uit elkaar vallen, een thema op bas wordt steeds opnieuw herhaald. Na de intrede van de strijkers, lijkt men als luisteraar geneigd te wachten op een opening of richting, maar dit gebeurt niet en de compositie verzandt in herhaling tot de schaarse percussie uitsterft.



Het laatste stuk, interludio, keert terug naar een minder gespannen atmosfeer en is verrijkt met Oosterse en Mediterrane klanken. De muziek vernevelt in het niets en wordt melancholisch wanneer de blaasinstrumenten hun thema doorvoeren, terwijl de persistente gitaar en de strijkers samen van een chromatisch en dissonant patroon bevallen.


Deze plaat is van een schoonheid die beklijft, een alinea uit een betekenisvol boek waarin de essentie van het verhaal wordt gevat. Een plaat waarop Chopin, Scelsi en Feldman handen schudden met Rashied Ali, Angus Maclise en de psych-folk van die tijd. In het daartoe bestemde milieu en daarbuiten wordt de plaat goed onthaald, maar verdwijnt uiteindelijk in de kluis van een onwetend Napels, die de kinderen van zijn tijd gemakkelijk vergeet.


Dialoghi del futuro


Tussen 1977 en 1980 componeert Cilio nog vier stukken voor cello en piano, waarvan het stuk ‘Suiff’ in 80 ten berde wordt gebracht. Nieuwe aspecten in Cilio’s werk focussen zich van dan af steeds meer op het uitwissen van de tonaliteit en het vatten van de essentie die grenst aan het minimalisme. Mooie voorbeelden hiervan zijn ‘Liebeslied’ (ontstaan uit twee studies en tevens zijn laatste officiële compositie) en de spaarzame schoonheid van de vierde sonate, waarbij dissonante motieven zich ontplooien binnen de hoorbare stilte die er aan grenst.


Cilio verklaart dat het onderzoek naar de essentie van muziek zonder enig historisch besef van de Napolitaanse wortels geen zin heeft. Nogmaals verwijst hij naar de gevestigde avant-garde, die zodanig experimenteel te werk gaat, dat zij de ruimte voor creativiteit op de helling zet. Hij gaat veel verder dan de gecultiveerde en klassieke muziek en beweert dat het experimentalisme dood is en John Cage voorbij. Door zijn toewijding en zijn dienstbare geest vertrouwt de stad Napels hem de artistieke leiding toe over enkele muzikale evenementen.


Dialoghi dell’assente


Gaandeweg verzeilt Cilio begin de jaren 80 steeds dieper in een roes van whisky en kalmeringsmiddelen. Zijn productiviteit lijdt hier onder en z’n creatief debiet zwakt af. Hij komt tot de conclusie dat, ondanks het feit dat hij de barrières binnen de muziek doorbroken heeft en de tijdgeest ermee oversteeg, hij tot geen enkele scène behoort, dat zijn stem geen gehoor krijgt binnen de gangbare circuits.


Finale


Milaan, 1983, een jongeman van drieëndertig zit ineengedoken op zijn bed, z’n warrig hoofd is een leegstaand pand dat onbewoonbaar werd verklaard. Hij staat op, stapt tot aan de deur en draait de sleutel om. Zijn formule is definitief uitgewerkt nadat hij deze op zichzelf heeft toegepast – wat overblijft is een afwezig universum, dat nazindert tot in de nok van het hart van diegene die het horen wil.



bottom of page