Blos
- Antony Samson
- 26 jul
- 6 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 28 jul
In gesprek met Kenneth Swaenen.
Over blozen op de bus, lichtpuntjes en objecten als onvolmaakte wezens.

Dag Kenneth. Proficiat met je tweede bundel, Blos, uitgegeven bij De Zeef. De titel verwijst naar een woord dat uiteenlopende gevoelens genadeloos blootlegt: verliefdheid, schaamte, opwinding, maar ook woede. Door welke emoties liet jij je vooral leiden tijdens het schrijfproces?
Dankjewel! Ik denk dat schaamte echt wel een belangrijke drijfveer is geweest voor de bundel. Sowieso stel je je al kwetsbaar op als je met poëzie voor de dag komt, maar daar kies ik natuurlijk zelf voor. Het ging mij meer om een vorm van gêne die ik minder goed kon plaatsen. Een voorbeeld: als ik mijn plaats op de bus afsta aan een ouder persoon, begin ik meteen te blozen. Zo’n eenvoudig gebaar vergt kennelijk een flinke dosis moed van me, simpelweg omdat ik me dan toon aan de wereld, alsof mensen plots in mijn hoofd kunnen kijken.
Ik leef erg in mijn hoofd. De bundel is in dat opzicht een zelfonderzoek geworden naar hoe ik meer connectie kon creëren tussen lichaam en geest.
In hoeverre was het schrijfproces van Blos verschillend van je debuut, Witte dwergen?
Witte dwergen is het resultaat van 10 jaar schrijven. Ik had in het begin zelfs niet door dat ik mijn pen aan het scherpen was. Ik greep naar poëzie wanneer ik geen blijf wist met mezelf, vooral ’s nachts als ik niet kon slapen. Het kwam heel natuurlijk. Op een kantelpunt in mijn leven heb ik dan besloten om mezelf schrijver te noemen en ervoor te gaan.
Met die eerste bundel wilde ik vooral ruimte scheppen voor dat besluit, dat gedichten mijn leven vorm zouden geven. Zo is er dan uiteindelijk een poëticale laag in geslopen. Blos is heel anders tot stand gekomen. Nu ik die ruimte had geschapen, moest ik me daarin leren bewegen, want ik had heel erg het gevoel dat ik tot stilstand was gekomen, een beetje zoals een witte dwerg langzaam uitdooft. Poëzie bracht rust in mijn hoofd, maar dat mocht geen eindpunt zijn. Aangezien mijn debuut zo cerebraal was, wist ik dat ik lijfelijker wilde schrijven. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan voor iemand die weinig voeling heeft met zijn eigen lichaam.
Het bleek een dankbaar thema. Ik heb mezelf niet te veel druk opgelegd en het heeft dan ook 4 jaar gekost om een volgende bundel te schrijven. Ik heb me proberen los te schrijven van mijn debuut, maar de twee bundels zijn verwant. Dat vind ik ergens net het mooie eraan. Ik denk meer in oeuvre dan in aparte werken. Blos laat me toe om volgende keer een nieuwe ruimte te betreden.
Blos is opgedragen aan je vriend Siegfried ‘bij wie ik weer kan / ademen en bewegen / durf te voelen’, zo lezen we vooraan in het boek. Ook de titels van de drie afdelingen - bewegen, ademen en voelen - verwijzen ernaar. Maakt je geliefde van jou een betere dichter?
Haha, dat vind ik een goede vraag. Ik vermoed van wel. Siegfried heeft voor stabiliteit in mijn leven gezorgd. Een turbulent leven levert misschien heel wat inspiratie op, maar ik heb nooit het verlangen gehad een getormenteerde dichter te zijn. Hij respecteert mijn schrijftijd en samen zijn we constant bezig een thuis voor ons beiden te creëren. Dat is een proces dat nooit af is.
In de bundel zijn verschillende gedichten opgebouwd rond alledaags objecten: een grammofoonplaat, appels, een paperclip, zilverwerk … die iets vertellen over menselijke kwetsbaarheid. Zijn die objecten bij jou vaak de vonk van een gedicht? Of vertrek je eerder vanuit een emotie of idee en zoek je daar dan een passend beeld of voorwerp bij?
Ik vertrek bijna altijd vanuit beelden. Die kunnen me zo overvallen! Ik ben gewoon een brok emotie, dus daar moet ik niet per se naar op zoek gaan. Als ik écht kijk naar een appel, zie ik geen stuk fruit, maar zie ik een onvolmaakt wezen. Het boeit me.
Zijn de meest boeiende gedichten ook ‘onvolmaakte wezens’ volgens jou?
Absoluut. Als ik bijvoorbeeld kijk naar feedback die ik regelmatig krijg, lijkt het alleszins dat lezers niet te veel voorgekauwd willen krijgen. Een gedicht helemaal rond schrijven laat weinig aan de verbeelding over. Iets suggereren is daarom vaak interessanter, al vind ik dat ook dat in vraag mag worden gesteld.
Elk gedicht vraagt iets anders. Ik zou het jammer vinden me zomaar over te geven aan een intern gekweekt sjabloon. Het is balanceren tussen ratio en intuïtie. Ik vind dat er ook niets mis is om te blijven werken aan je gedichten. Het is niet omdat een gedicht ergens gedrukt staat, dat het niet verder kan evolueren.
Over naar drie gedichten uit de bundel. Ik begin met het beeldrijke Psyche uit de afdeling Bewegen. Een introspectief gedicht waarin de ik-figuur houdt van zowel de kleine dingen als het kosmische, maar zich afvraagt hoe het zit met de ruimte ertussen. De jij-figuur ‘zei dat klimmen / wat voor mij zou zijn’. Dat leest als wijze raad, Kenneth. Hoe blik jij terug op het parcours dat je tot nu toe hebt afgelegd?
Psyche heette eerst Psycholoog omdat het gebaseerd is op een van mijn therapiesessies. Ik kreeg effectief de raad om te gaan klimmen zodat ik meer het gevoel zou krijgen dat ik in controle was. Ik ben daarna dan ook begonnen met boulderen. Je kiest zelf je parcours. Ik ben op zich heel tevreden over waar ik momenteel sta, zowel in mijn privéleven als in mijn schrijverschap. Het voelt alsof het me allemaal wat overkomt, maar dan doe ik mezelf te veel oneer aan. Het feit dat ik nu werk als schrijfdocent toont aan dat ik een carrièrepad heb aangelegd dat ik nu mag volgen.
Het gedicht Noordzee is een prachtige personificatie van de Noordzee. Mooi hoe de bezorgdheid om haar lot doorklinkt in de regels ‘maar van wie ben jij / als je op je sterfbed ligt’. De slotregels lijken te suggereren dat de Noordzee haar troost niet bij de mens zal zoeken: ‘zijn wij als de poolster / niet zo helder als gedacht // het noorden kwijt?’. Zijn we werkelijk het noorden kwijt, Kenneth? Of zie je lichtpuntjes aan het firmament?
Ik kan heel cynisch zijn over wat er momenteel allemaal gaande is. Het verlamt me en dat vind ik eigenlijk niet fijn. Het lijkt me iets wat ik later nog meer zou kunnen verkennen in mijn poëzie, want dat is nu eenmaal mijn platform.
Los daarvan zie ik heel veel lichtpuntjes. Ik vind het echt heel mooi om te zien dat mensen op straat komen en het signaal geven: genoeg is genoeg. Je hoort dan vaak zeggen dat het allemaal niet veel zin heeft, maar dat geloof ik niet. Volhouden is de boodschap. Ik leer ook steeds bij, hoe je met kleine acties toch een verschil kan maken: je informeren, bewust voor duurzame producten kiezen, en vooral in dialoog blijven gaan met anderen.
Je eindigt Blos met een reeks liefdesgedichten waaruit ik Soldaten heb gekozen. Het zijn naar mijn aanvoelen de meest toegankelijke en openhartige gedichten van de bundel. Alsof jij als mens heel even uit de schaduw van de dichter stapt. Is dat een bewuste keuze of ben ik vakkundig om de tuin geleid?
Er zit zeker een evolutie in de bundel. In de laatste cyclus Voelen zoek ik ook die openhartigheid op. Die werd mogelijk gemaakt door de andere cycli: eerst bewegen en ademen, opdat je zou kunnen voelen.
Voelde je aanvankelijk enige terughoudendheid om die openhartigheid toe te laten in je gedichten, of kwam dat heel natuurlijk?
Niet echt, ik blijf nog steeds een estheticus, waardoor ik ook niet het gevoel heb dat mijn gedichten een op een staan met mijn rauwe gedachten. Het is dubbel. Ik vind dat een gedicht soms veel meer de werkelijkheid vat dan wat er exact in mijn hoofd omgaat. Een gevoel laat zich veel moeilijker in woorden vatten. Daarom dat poëzie bestaat.
Daar staat dan tegenover dat ik niet alles benoem, maar veeleer suggereer, waardoor de lezer zelf ruimte heeft om het gedicht in te vullen, ‘af’ te maken. Het is een overwogen beslissing geweest om iets dichter bij mijn huidige zelf te schrijven, maar dat is intussen ook alweer voorbij. Gelukkig laat literatuur tijdreizen toe.
Ik wil het ook even hebben over de muzikaliteit in jouw werk. Je besteedt duidelijk veel aandacht aan rijm, ritme, assonanties, herhalingen ... Schrijf je met het podium in gedachten?
Oh nee, ik sta niet zo graag op een podium. Of dat maak ik mezelf graag wijs. Ik heb wel bewust meer met herhaling en klank gespeeld, omdat dat voor een zekere houvast zorgt. Ik presenteer soms uitdagende beelden, maar door in te zetten op het ritme van de taal, hoop ik de lezer, en bij uitbreiding de luisteraar, niet te verliezen. Communicatie is voor mij een belangrijk doel van poëzie.
Tot slot leg ik je graag een quote van Charles Darwin voor: “Blushing is the most peculiar and most human of all expressions.” Akkoord?
Blushing is the most beautiful and most human of all expressions. Voilà!
Bedankt voor dit gesprek!

gedichten bij het gesprek