Alsof ik een schoen verlies, zo baar ik
mijn kind. Even snel gaat het. Even kwijt.
Blootsvoets loop ik het park in
het ligt achter geen stam. Ik zoek het
in het bed tussen de tulpen. Mijn tenen
tasten de barsten af in het pad.
Wat ik vind, voelt niet van mij.
Ik snijd mijn zool aan de bodem
van mijn angst: jong grind, geen jaren
hebben de randen gerond. Ik bloed
hink verder, maandenlang, mijn vel
wordt eelt, misschien
denk ik dan, zoek ik geen kind.
Misschien zoekt het kind een moeder.