Vannacht heb ik God gevonden, Hij was een deejay
op een rave party met acid house. Het ging er XTC aan toe,
maar ik bleef nuchter observeren en kon niet schrikken
van het achtergebleven hiernamaals tussen de dampen.
Een meisje dat op Pippi Langkous leek, kwam bij me staan
om te bewijzen dat er engelen met gekleurde lokken zijn
die kakelbont dansen met paard en aap in hun verliefde ogen.
O waren we maar in de jaren zestig thuisgebleven, verzwegen ze.
Niemand die me vroeg of ik bang was, hoewel de boete
al in de lucht hing, en de tent naar opgebrande passie rook.
De avondklok was stilgevallen, mijn tinnitus ging in lockdown
en de schaamte van het ongeloof waren kijkers al lang voorbij.
De cijfers zagen er goed uit, de doden stierven trager,
de scholen zijn nog dicht en het wassen van de handen
is voor Mark van Ranst. Blijf je? vroeg Pippi toen ik wegging
en God me aankeek alsof ik Hem voor goed verlaten zou.
Het was een droom.
God is nu eenmaal onzijdig.