Roer in gesprek met Jonas Beckers
Over het allerlaatste spoor, verwilderde steden, gemolken slangen, de Tiktaalik als missing link, de versmelting van mens en machine, de balans tussen ratio en emotie, het aardse hiernamaals en de relativiteit van de expressie.
wij willen de adem van een ijsberg doven
wij willen meanders temmen in de tuin
wij willen rivieren strekken tot een rechte
waar water amper plaats heeft om te rimpelen
wij willen met duim en wijsvinger slangen melken
tot onze voeten verkleumd weken in gif
In dit fragment uit jouw debuutbundel Tiktaalik plaats je ons (de mensen) tegenover ijsbergen, rivieren.
De natuur wordt door ons getemd. Zijn we in dit opzet geslaagd?
We zijn daar niet in geslaagd en we zullen daar ook nooit in slagen, denk ik. Het boeiende is dat we dat enerzijds wel willen vanuit een doorgedreven vooruitgangsdenken dat ons comfort veiligstelt en anderzijds niet willen vanuit een romantische bewondering, een gevoel van ontzag, en een verlangen om in harmonie te leven met de wilde natuur. Het is alleszins zo dat mensen de natuur ingrijpend veranderd hebben en dat zal nog lang nazinderen eens wij er niet meer zijn. Alan Weisman schreef daar een interessant boek over: The World Without Us. Hij onderzoekt hoe lang het zou duren vooraleer het allerlaatste spoor van de mensheid volledig is uitgewist. Dat thema heb ik altijd enorm fascinerend gevonden. Ik heb ook iets met beelden die een post-apocalyptische wereld tonen waar grote steden helemaal verwilderd zijn. Het is een enge gedachte maar er schuilt een avontuurlijke drang naar het onbekende in. Hetzelfde heb ik met het genre van de utopie en de onvermijdelijke dystopie die daar meestal het gevolg van is.
Het gif van de slangen wordt gemolken. De slang is sinds Eden het symbool van verraad en verleiding?
In dit gedicht is niet de slang maar zijn wíj het symbool van verraad en verleiding. Het gif dat een slang gebruikt om te overleven onttrekken wij gecontroleerd uit haar tanden, letterlijk met duim en wijsvinger. Men doet dit in labo’s voor de productie van tegengif en medicijnen. De slang is dusdanig een onderdaan van de mens geworden. Het gif waar onze voeten verkleumd in weken is een metafoor voor het verlies van onze menselijkheid in een extreem verwetenschappelijkte wereld waarin mensen niet worden gevormd tot ethische individuen die respectvol omgaan met de natuur maar louter tot economisch inzetbare middelen. Tijdens deze pandemie is het opnieuw pijnlijk duidelijk geworden hoe afhankelijk we zijn van onze hyperwetenschappelijke wereld met een op hol geslagen consumptiemaatschappij als gevolg daarvan. We leven absoluut niet zelfvoorzienend en al helemaal niet duurzaam. Kijk naar het hamstergedrag tijdens de eerste lockdown van consumenten die gedreven werden door een volstrekt irrationele angst.
onze handen zijn niet de onze
wij gebruiken verlengstukken, scheppen zelf een wereld
bovenop de oude, willen niet meer naar het landschap kijken
willen tot diep in de binnenzijde kerven, veranderen
als dansende serpenten die vervellen
naakt achterblijven
Zijn wij afhankelijke wezens dat we niet zonder verlengstukken kunnen of zijn wij scheppende mensen? Kleine goden van vlees en bloed? De Homo Deus zoals hisctoricus Harari het noemt. Het evenwicht tussen de mens en zijn biotoop is brandend actueel. Zie jij een verband met de huidige pandemie? Zijn we blind voor onze omgeving?
We wanen ons kleine goden van vlees en bloed die door middel van enerzijds techniek, en dus verlengstukken, en anderzijds grootschalige samenwerking in staat zijn om grandiose dingen te verwezenlijken, maar helaas zijn we het evenwicht tussen de mens en zijn biotoop verloren. 300.000 jaar moderne mens heeft de wereld niet alleen een nieuw gezicht gegeven; vooral de laatste eeuw heeft die moderne mens de planeet ook veel onherroepelijke schade toegebracht. De vraag die ik daarom in deze dichtbundel stel is: zijn we op het punt gekomen om een stap terug te zetten? Tiktaalik is een uitgestorven dier dat door de wetenschap wordt gezien als missing link tussen vissen en landdieren, en is in mijn bundel een metafoor voor die zogenoemde stap die we terug moeten zetten?
Als we vandaag kijken naar de huidige coronapandemie stellen we ook vast dat dit is ontstaan door de omgang van de mens met wilde dieren, naar alle waarschijnlijkheid, in de vorm van beestenmarkten in o.a. China. We respecteren de natuur niet en dat ontploft vroeg of laat in ons gezicht. Als we wilde dieren meer met rust zouden laten en hun biotoop respecteerden dan was deze pandemie er mogelijks nooit geweest. Daar komt nog bij dat onze samenleving in zekere zin té globaal is geworden. Een eeuw geleden zou het coronavirus de hele wereld niet zo gauw in zijn greep hebben gekregen en was het meer lokaal gebleven.
we bouwen kastelen van nullen en enen
als vreemde architecten van onstoffelijkheid
begluren de wereld van tussen de kantelen
kijken angstig weg
De nullen en enen. Je verwijst hier naar de binaire code veronderstel ik, een digitale taal? Al even toegankelijk voor leken als de genetische code. Je vereenzelvigt ons met vreemde architecten van onstoffelijkheid. Welke onstoffelijkheid hebben we dan gebouwd? Wat maakt ons (de architecten) vreemd?
Onze taal verloopt vandaag grotendeels digitaal via het tikken op allerlei toetsen en schermen en heeft de communicatie tussen het ene ik en het andere ik veranderd. Die talige communicatie gaat vooral ongelooflijk snel. Ik zie het alsof we collectief een soort gigantisch brein zijn geworden. Alles wat we denken vertaalt zich direct naar digitale teksten die met één klik de hele wereld kunnen rondgaan. Mensen kunnen onmiddellijk op elkaar reageren. Er is geen filter meer, maar eerder een collectieve stroom van denken, zoals een menselijk brein. Bovendien kijkt de hele wereld voortdurend via foto’s en video’s waardoor de mens alziend is geworden. In die zin is de mens effectief een soort god geworden, ofwel een architect die een vreemde voor zichzelf is geworden want anno 2021 hebben we een vluchtige onstoffelijke digitale wereld rondom ons gebouwd waar we als gebruikers maar weinig van begrijpen, omdat het zo haastig evolueert. Het internet en de sociale media zijn bedoeld om sociaal contact tussen mensen te bevorderen, maar we zijn nog nooit zo vervreemd geweest van onszelf, de ander en de werkelijkheid om ons heen. Opmerkelijk is dat de huidige pandemie ervoor heeft gezorgd dat we nog meer dan ervoor ‘leven’ op sociale media. Toch denk ik dat we des te meer beseft hebben hoe belangrijk fysiek contact is nu het er amper is.
met acht elektronen in onze buitenste schil
worden we halfgeleiders in onze woontorens
graven grachten voor digitale muren, vullen ze
met bits en bytes om profielen te beschermen
De elementaire deeltjes komen ook aan bod in jouw gedicht. Kwantumfysica is niet meteen mijn domein maar het spreekt wel tot de verbeelding. De dans van de elektronen rond een atoomkern bijvoorbeeld. Het is bekend dat er nogal wat stroom op een lichaam staat, ons hart wordt aangedreven door een elektrische impuls vanuit de hersenen en we stralen de energie uit van een gloeilamp. Is het menselijk lichaam hier de bedoelde halfgeleider? Is die stroom een metafoor voor onze energie? Wat is jouw bron van energie?
Laat het duidelijk zijn dat kwantumfysica ook absoluut niet tot mijn vakgebied behoort, maar het roept een onbekende raadselachtige wereld op die ik interessant vind. In deze reeks gedichten worden we langzamerhand het technologische object dat we gecreëerd hebben. We zijn schakels in een taalketen waar het onduidelijk is geworden waar die taal naartoe gaat, wat de boodschap is, wie de spreker en wie de toehoorder is. De voornaamste bron van onze energie is vandaag nog steeds het contact tussen mensen, maar dat staat op de helling. De eenentwintigste eeuw zal het menselijke lichaam herdefiniëren met chipinplanting, robotica en fysieke samensmeltingen van mens en machine. Het doet vragen rijzen over wat het is om mens te zijn. Dat zal invloed hebben op onze kunsten, onze taal, en dus ook onze poëzie.
Er worden digitale muren opgetrokken om profielen te beschermen. Je beschrijft de kou, de kopie van de kopie van een emotie. Is dit een gevoelloos tijdperk? Welke balans zoek/vind je tussen ratio en emotie?
Ik weet niet of dit een gevoelloos tijdperk is, maar we worden overschaduwd door afstandelijkheid. Al is het moeilijk te zeggen waar dat exact vandaan komt heeft onze individualistische samenleving er waarschijnlijk veel mee te maken. Het is daarom een verwarrende tijd en de juiste balans vinden tussen ratio en emotie wordt zwaar op de proef gesteld. De sociale media die ons leven beheerst is de hoogmis van zogenaamde ware emoties en tegelijk wordt de ratio, de wetenschap op handen gedragen, maar daar worden eveneens vraagtekens bij gezet. Dat zien we ook in de huidige pandemie met virologen die dagelijks hun zegje komen doen in het Journaal.
Daarnaast overtreft de werkelijkheid in dit tijdperk vaak onze stoutste dromen; fictie kan niet meer op tegen een realiteit waar volslagen irrationele wereldleiders en het daarbij behorende beleid de hoofdrol spelen. Neem daar de dreigende klimaatproblematiek bij die als een donkere wolk boven ons hoofd hangt en nog voor ontzettend veel kommer en kwel gaat zorgen in de komende decennia. Dan komt die post-apocalyptische wereld wel erg dichtbij natuurlijk. Maar goed, dat is de wereld waarin we vandaag leven, en mensen zijn vooruitgangsdenkers; dat is inherent aanwezig in onze soort.
we praten in kopie van kopie van emotie
met mond noch woorden, ik
ben nog slechts middel, schakel voor een ander
ik ben de vleesgeworden prepositie
Dan komt de ik-figuur naar voren als een middel en een schakel voor een ander. Zijn we schakels in een keten? Wat verbindt er ons en wat drijft er ons uiteen?
Wat ons, denk ik, verbind is een gemeenschappelijk verhaal. Wij zijn soortgenoten van elkaar. Het woord ‘genoot’ werd oorspronkelijk gebruikt om iemand aan te duiden waarmee je samen van iets gebruikmaakte, gemeenschappelijke gronden bijvoorbeeld. In de bundel is dat iets de taal tussen mensen. Maar die taal raakt des te meer ontwricht en wordt ontmenselijkt door digitale technologie. Hierdoor wordt het ene ik een middel voor een ander ik. Taal is iets geworden dat ons tegelijk verbindt én uiteen drijft.
lang voor het blauwe licht tot diep in onze ogen reikte
bliezen we rode oker doorheen holle beenderen
op een koude wand verspreidden we het droge mengsel
van silicium en klei, het viel telkens weer op aarde
het had iets nodig van ons dat zoals taal
uit onze hongerige monden kwam
We keren terug naar de grot. Een reusachtige tijdsprong achteruit. Er was meer nodig, iets dat als taal uit onze monden kwam. Iets met speeksel en rode oker. In het gedicht stap je zelf in de rol van de vroege moderne mens, de eerste drang tot expressie, de handafdruk om ons te vereeuwigen. Hoe belangrijk is expressie voor de mens? En voor u persoonlijk? Welke invloed heeft het?
De geschiedenis van de mens leert ons dat we onszelf en onze verwezenlijkingen in het eindige leven erg belangrijk achten. Mensen willen nu eenmaal iets achterlaten, herinnerd worden. Dat kan op verschillende manieren. Een roman schrijven, een schilderij maken of een film opnemen is in feite telkens weer een poging om je eigen aardse hiernamaals te maken. We doen dit echter meestal niet bewust, geloof ik; we halen genot uit het creëren en perfectioneren van onze creatie op het moment zelf. Wat mij persoonlijk betreft zijn poëtische en muzikale expressie onontbeerlijk. De gedachte aan de afwezigheid hiervan in mijn leven ontneemt elke zin.
Ik herinner me een documentaire waarin een mannelijke kogelvis in een Japanse zee in een paringsritueel een patroon maakt in het zand, om het vrouwtje uit te nodigen. Hetzelfde met de prieelvogel waar de man het vrouwtje verleidt door (zoals zijn naam al liet vermoeden) een prieel aan te leggen met bloemen en twijgen en alles wat hij vindt, gewoon om duidelijk te maken dat hij de beste kunstenaar is. Hofmakerij kan je hier letterlijk nemen. Is er volgens u een verband tussen expressie en voortplanting?
Er is eventueel een verband, maar dat is voor interpretatie vatbaar. Je zou bijvoorbeeld kunnen stellen dat een kind op de wereld zetten ook een manier is om een aards hiernamaals te hebben. Ik ben sinds kort vader geworden van een dochter. Het grote verschil is uiteraard dat je verder leeft in een mens van vlees en bloed, dat kan een kunstwerk niet altijd bieden. Als tegenargument zou je kunnen opwerpen dat een acteur (van vlees en bloed) die vandaag een theatertekst van Shakespeare brengt toch ook het hiernamaals van zijn woorden belichaamt. Daarom is het woord ‘leven’ hier erg belangrijk, en hoe je dat woord precies definieert. Een beeldend kunstwerk is op zich een dood object en krijgt pas een leven in de tentoonstellingsruimte, terwijl de performancekunstenaar zelf zijn of haar kunstwerk is. Als je spreekt over menselijke voortplanting dan spreek je altíjd over vlees en bloed en een kloppend hart.
één beet in rauw vlees, spuwde een stukje bot uit in het vuur
een ander kuste het kind dat kwijlend in haar armen lag
ik zag dit alles en wist wat ontbrak en nam de oker
uit een schelp en maakte speeksel aan en drukte
één hand tegen de rots, die dag zagen we
de vereeuwiging van onze soort
de dagen nadien werkte iedereen mee
aan de hand van het stamhoofd, elk lid spuwde
om beurt rode verf op zijn huid en werd hiervoor beloond
we lieten iets achter van water en zand alsof het belangrijk was
want er lagen al miljoenen jaren vinnen tussen aardlagen
waarvoor vissen niets hoefden te doen dan doodgaan
Op het einde relativeer je die expressie (die handafdruk) van de mens want er lagen al afdrukken van vinnen tussen de aardlagen. Fossielen. De vissen moeten alleen maar sterven. De dood laat sporen na. In de permafrost van Siberië hebben ze mammoeten gevonden, onder de as van Pompeii, de ijsmummie Ötzi werd door een gletsjer blootgelegd.. Vanwaar komt die drang om iets na te laten als het allemaal niet zoveel uit maakt?
Dat is een goede vraag. Als ons hart niet meer klopt, ons vlees ontbindt en ons bloed opdroogt willen we graag herinnerd worden. Waarom? Ik heb geen flauw idee. Ik relativeer zeker expressie. Het maakt absoluut geen zier uit dat ik een dichtbundel schrijf. Ik relativeer ook mijn leven zelf. Van zodra ik er niet meer ben zal de zon nog steeds afgewisseld worden door de maan, en op een aantal mensen na zal de wereld daar geen last van ondervinden, en ik al helemaal niet. Ik vind dat hoegenaamd geen trieste gedachte hoor, integendeel. Maar in de tussentijd schaaf ik nog wat gedichten bij voor mijn volgende bundel.
interview: Wim Vandeleene
lees:
Comentarios