top of page

Op eigen brandstof rijden

Foto van schrijver: RoerRoer

In gesprek met Bert Struyvé



Over de verstilling van een landschap, taal als gereedschap, de veilige haven van een fiets en dichters die mistroostig in de lens blikken


Naast dichter en leerkracht, ben je ook een bekend reiziger. Je trok met de fiets de wereld rond en schreef daar een boek over Fietsen langs wereldspaken. Geen fietsvakantie maar een grote tocht van een jaar fietsen. Welke herinneringen nam jij mee terug van die reis? Wat joeg jou in het zadel?


Niets mooiers dan zomaar met mijn partner Hilde een jaar onbetaald verlof krijgen en 15.000 kilometer non-stop fietsen met tentje door Noord-Europa, Nieuw-Zeeland, Australië en Zuid-Europa. Een onderneming als bonus op onderwijsvakanties met zware rugzakken door o.a. Lapland, Spitsbergen, de Canadese en Amerikaanse Rocky Mountains, of op meer dan 5000 meter hoogte in de Pakistaanse Karakoram. En ja, natuurlijk fietsen. Bijvoorbeeld dwars door IJsland of The Great Divide in de VS. De belangrijkste opbrengst voor mij van reizen te voet of op de fiets is het ondergaan van totale vrijheid, gelet op ruimte, rust en landschap. En overal aardige, behulpzame mensen om over te schrijven. Net wat je zegt, dat alles joeg mij in het zadel.

Op Meander las ik dit fragment:

“Voor mij is het schrijven van gedichten een puur ambachtelijke bedrijvigheid. De realiteit, die je dagelijks om je heen ziet, hoort of ergens leest, verschaft voldoende stof tot inspiratie. Poëzie kan in mijn ogen niet de illusie bieden iets op te lossen, maar vormt een fraai podium om de beklemming talig vast te nagelen. Betekenispoëzie kan in die zin bevrijdend werken.”

Wat bedoel je hier met betekenispoëzie? In welke zin werkt dit bevrijdend?

Dichten is een vak. Na tientallen jaren docent lijd je enigszins aan beroepsdeformatie. Je streeft in alles naar perfectie. Ik probeerde ook naar de leerlingen in het middelbaar onderwijs en later bij de studenten in het beroepsonderwijs te streven naar het voor hen hoogst haalbare. Nu als dichter vind ik kijken en zien de scharniermomenten. Net als voor een fotograaf moet mijns inziens goed kijken het startpunt zijn. Nu jij de vraag stelt, het valt me steeds meer op dat veel mensen iets denken te zien en het onmiddellijk presenteren als feit. En daarna pas goed kijken, of dat zelfs achterwege laten. Het speelt in ieder geval voor mij een cruciale rol voor het schrijven van een gedicht. En natuurlijk tijdens het proces van voortdurend schaven. Ooit in een recensie werd een versregel aangehaald ‘ligt stram als een uitroepteken’, waarbij de recensent verbaasd meldde, dat een uitroepteken meestal staat. Grappig, een kwestie van goed (blijven) kijken. Ook naar je tekst.

Je vraagt indirect of het in taal vastnagelen van beklemming iets in de realiteit van alle dag oplost. Als het om de grote maatschappelijke uitdagingen anno 2022 gaat, is mijn antwoord: nee. In de omvangrijke club van klimaatdichters stel ik nuchter vast dat poëzie het klimaatprobleem niet oplost. Daar is een massale, publieke mobilisatie voor nodig om het neoliberale roer drastisch om te buigen. Een massabeweging, zoals in de jaren ’80 tegen kernenergie en de plaatsing van kruisraketten.

Ik vind het bijzonder dat zelfs een deel van de jongeren nog steeds een consumerende houding heeft van ‘het loopt niet met zo’n vaart’… Zijn we zo verwend? Kunst (dus ook poëzie!) kan in die zin zeker een rol spelen in maatschappelijke bewustwording. Hoopvol in dit verband is in ieder geval de opkomst onder jongeren van spoken word en instagramgedichten. Gedichten mogen voor mij maatschappelijk relevant zijn. Kunst als actiemiddel, dat bevrijdend en mobiliserend werkt. Bij een klimaatmars stond een meisje met een simpel kartonnen bordje. Waarop stond: Jemig! Pure betekenispoëzie. Een fraaie term, die Roel Richelieu Van Londersele op mijn gedichten plakte tijdens Gentse feedbackdagen. Of het waar is en of het mij lukt? Het is aan de lezer om te beslissen.

uit eigen werk


In het gedicht Gewenning komt te paard noem je de dagen. Breekbare dagen en dagen die je op sokken moet betreden, dagen als een dood zangvogeltje en dagen dat het laatste nieuws je lijf aantast. Op het einde vergelijk je het wereldtoneel met een schaakbord. Op welke manier werkt het nieuws op jou in? Wat is jouw indruk van het wereldtoneel?

Tja, je vraagt naar mijn indruk als het om het wereldtoneel gaat. Het is een open deur wanneer ik zeg dat het er niet geweldig voor staat. Ik ben van jongs af een nieuwsjunk en probeer dan ook alles van alle kanten te volgen. Vermoedelijk doen veel dichters dit. Ik heb wel eens gezegd: als ik toevallig in het gevang kom, zorg dan dat ik een krant krijg en koffie! In het gedicht dat je noemt, speelt de oorlog in de Oekraïne een rol. De gelaagdheid laat ruimte voor het verschil in beleving van opeenvolgende dagen, maar de concrete gewenning aan een oorlog staat voorop. Gewenning, toen we in de gaten kregen dat ‘de bom’ hier niet meteen zal vallen. Deze houding zou iedereen zorgen moeten baren. Het nieuwtje is eraf en we hollen en masse naar de vliegterminals, want niemand pakt onze vakantie af. In dit gedicht gaat de ik-figuur ook over tot de gewenste orde van de dag. Een letterlijk schaakspel in het zonnetje is nu eenmaal ongevaarlijk als het om vooruitgestuurde pionnen gaat. Een schaakspel op het wereldtoneel is andere koek. Daar vloeit bloed, want het is geen toneel, geen fictie. Taal kan alles, dus ook misleidend zijn.

Een blad wordt dichtgesneeuwd in Winterhaardklank, onbeschreven wit. De zinnen scholen samen voor een veldtocht en taal speelt de eerste viool. Een ode aan de taal? Welk belang hecht jij aan taal? Als dichter en in het algemeen? Wanneer heb je de liefde voor de taal ontwikkeld? Vanwaar komt dat en hoe is het begonnen?

Taal is wat mij betreft gereedschap dat jou en anderen kan maken en breken. Het maakt niet uit of het geschreven of gesproken taal is. Denk maar aan de bagger die twitter links en rechts oplevert, maar ook het niet langer scheiden van wetenschappelijke feiten en menselijke meningen. Als kind kreeg ik consequent boeken van mijn ouders. Alle series kinder- en jeugdboeken heb ik leren verslinden. Daar ligt de basis, die verder is ontwikkeld op mijn middelbare school, de toenmalige Rijks HBS (Hogereburgerschool). Daar werd in die tijd bij het vak Nederlands nog literatuur onderwezen. En niet te vergeten spelling en grammatica! Vanaf het moment dat ik, om in het onderwijs te gaan werken, sociale geografie en Nederlands ging studeren, kocht ik elke nieuwe Nederlandse roman. Voor een dergelijk virus helpt zelfs een booster niet. De liefde voor poëzie groeide toen ik de gedichten van Rutger Kopland ging lezen. In eenvoudige taal heel veel zeggen zoals over de Drentsche Aa. Dat sprak mij aan. Maar het feit dat ik een van zijn dochters in de klas had, zal er ook wel aan hebben bijgedragen :)

Het derde gedicht Veilige haven brengt ons naar een ander betekenisveld, dat van de fiets, de beweging. Je schrijft. Heel soms gebeurt een wonder. Niet jij fietst maar de aarde draait. Ervaar je dan een soort stilstand als fietser terwijl het landschap voorbij schuift? En is die toestand een haven?

Ik ben een wielrenliefhebber, schaatser en marathonloper. Natuurijs bestaat niet meer en omdat ik inmiddels 70 ben, schuift hardlopen ook meer naar de achtergrond en het wielrennen juist naar voren. Voor mij is het schrijven van wielerpoëzie iets, dat de fiets en de renner enigszins moet overstijgen. Een wielergedicht als metafoor voor een dagelijks verschijnsel, dat iedereen zou kunnen herkennen. Dat leg ik mijzelf op. De aarde draait als een bezetene en ik ervaar soms letterlijk een stilstand als de zoveelste berijder van een e-bike met angstige blik je tegemoet komt en zichtbaar geen idee heeft hoe af te remmen. Bepaald geen veilige haven. Maar voor mij telt juist de verstilling van een soortenrijk landschap, het feit dat je op eigen kracht en met eigen brandstof rijdt en nadien in afzondering erover schrijven. Veiliger kan naar mijn idee de haven niet zijn.

3 citaten


Wie lacht heeft het vreselijke nieuws nog niet gehoord.

Bertold Brecht


Een mooie uitspraak van Brecht. Het stemt je tot nadenken. Ondanks het feit dat het, zoals ik al eerder zei, lijkt of de aardbol niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk doordraait, wil ik mijn optimistische inslag vasthouden. Dat wil niet zeggen dat een gedicht altijd opgewekt moet eindigen. Zeker niet, maar je moet wel opgewekt blijven vechten voor een betere wereld. Dat geldt zeker ook voor dichters. Het valt me op dat in literaire bladen gefotografeerde dichters vaak ernstig of zelfs mistroostig in de lens blikken. Kijk maar eens in De Poëziekrant. Ja, het gewicht op de schouders van dichters is immens (..), maar lach de samenleving ook gewoon eens toe. ‘Het is bij mij thuis zo smerig, dat ik mijn voeten veeg als ik naar buiten ga’. Stadgenoot Levi Weemoedt zei het bij een voordracht bijna terloops. Het zou zo maar een effect van vervreemding van Bertolt Brecht kunnen zijn, maar dan wel een dat zorgt voor een bevrijdend lachsalvo.


The past is always tense, the future perfect. Zadie Smith

Als scholier had ik al niet bijster veel met geschiedenis. Om je nou bezig te houden met wat al was gebeurd. Zonde van je tijd. Of de toekomst perfect is? Het is natuurlijk maar de vraag, maar toekomstgericht zijn geeft in ieder geval waarde aan een poging tot bijsturing naar wat je wenst. Iets waar poëzie aan kan bijdragen. Niet voor niets gebruiken we graag de dichterlijke vrijheid in een tekst, die in het concrete leven nergens serieus wordt genomen.

Het huwelijk is een prachtige uitvinding, maar een reparatiedoosje aan een fiets is dat ook. Marriage is a wonderful invention; but, then again, so is a bicycle repair kit. Billy Connolly

Leuk, mijn partner en ik zijn nooit getrouwd! We leven wel bijna 50 jaar samen. Dus voor ons een uitvinding van niks. We waren het er snel over eens dat we niet een of andere ambtenaar om een soort toestemming gaan vragen. Iets van anarchisme in de genen is hier ongetwijfeld debet aan. Veel en veel onmisbaarder is een fietsinbussleutel of spakenspanner…

tot slot


Wat ligt er nog voor de boeg?

Je stelt een moeilijke vraag: wat ligt er nog voor de boeg? Normaliter is dat boegwater. Dat splijt. Toen ik serieus met dichten begon had ik na een paar jaar drie doelen: in de top 100 van de (Turing)Gedichtenwedstrijd, publiceren in Het Liegend Konijn en mogen optreden op het gerenommeerde dichtersfestival Dichters in de Prinsentuin. Nu, dat is gelukt, dus feitelijk is mijn missie volbracht. Ik zou iets anders kunnen gaan doen. En toch schrijf ik door. Niet gestructureerd, laat staan elke dag. Absoluut niet. Wel geregeld aan een wedstrijd deelnemen of publiceren in een literair tijdschrift en ach, een bundel als hoogste goed (..) komt er misschien ook ooit. Maar dan wel als het op mijn weg komt. Soms lijkt het dat de jacht op een uitgever een dichter volledig gaat beheersen. Blijf wat mij betreft de humor ervan inzien of zoals Komrij varieerde op Van der Linde (De Schoolmeester): ‘Hier ligt Gerrit Komrij. Ik denk dat ik omrij’.


lees


interview: Wim Vandeleene


bottom of page