Nippend van mijn americano zit ik in de vitrine
van mijn ijdelheid. Kijk dan: schriftje, pen, blik
op grauwe wolken, bundel van Wigman.
Tegenover mij: de ochtendstond met as in de mond.
Hebben de stedelingen zich opgebrand?
Het hoesten en piepen van de stad wordt netjes
gesmoord door dubbel glas en latin jazz.
Glijdend door het dikke grijs, de gratie van een man
met een monowheel tussen zijn schoenen geklemd.
Zijn roerloosheid verzet de tijd in de ruimte.
Ik bijt van mijn speculaasje. Het uur verkruimelt
tussen mij en alle gladiatoren daarbuiten.
Comments