Ik werp het anker van mijn herinnering uit
maar je beeltenis dwarrelt weg.
In oneindigheid.
De klemhaken van mijn geest
zijn één en al metaalmoeheid.
Geen verleden.
Geen toekomst.
Niet langer schippperend
tussen winst en verlies,
ben ik het broze ogenblik.
Poreus.
Met mijn lichaam sprokkel ik
de laatste restjes tederheid.