In gesprek met Vera Steenput
Over Barbapapa, de Venus van Willendorf en de hoop van de orgeldraaier

Dag Vera. Welkom terug bij Roer.
Ik steek van wal met een klassieke vraag.
Wat heeft er jou toe aangezet om te schrijven?
Welke vonk heeft de dichter aangestoken?
Van jongs af aan had ik een levendige fantasie. Mijn geest borduurde verder op de gebeurtenissen die ik overdag meemaakte en de verhalen die zich zo in mijn hoofd ontsponnen gingen een eigen leven leiden. Ik was ook een gretige lezer. De dorpsbibliotheek had een trouwe klant aan mij. Op school was het schrijven van opstellen het liefste dat ik deed. De doorbraak kwam toen ik in het vijfde leerjaar de opstelwedstrijd van het Davidsfonds won. Schrijfster worden werd plots het hoogste goed. De puberteit was een vruchtbare schrijftijd met typische bezigheden zoals het vastleggen van mijn leven in een dagboek en het op papier zetten van de eerste gedichten voor onbereikbare geliefden. Door mijn werk als leerkracht Nederlands en als toeristische gids verdween het vrije schrijven op de achtergrond en werd het vervangen door het schrijven in functie van lessen en projecten. Het was voor mij wel altijd vanzelfsprekend dat ik zowel in de klas als tijdens een gidsbeurt creatief tewerk ging. Ongeveer tien jaar geleden nam ik de beslissing om minder te werken omwille van de zorg voor mijn ouders en omdat mijn mobiliteit slechter werd. Vanaf dat moment heb ik me intensief op de poëzie geworpen: ik las veel gedichten en ik volgde nogal wat workshops, feedbacksessies en schrijfopleidingen. Uit elk van die leermomenten haalde ik de elementen die ik bij mij vond passen en die ik geschikt achtte voor mijn poëzie. Op die manier ontstonden mijn schrijfprincipes en mijn tamelijk herkenbare schrijfstijl.
Sommige dichters schrijven uit de losse pols.
Anderen houden vast aan een ritueel, een methode.
Hoe schrijf jij een gedicht?
Wat is jouw recept voor poëzie?
Mijn gedichten kunnen op allerlei manieren ontstaan. Net zoals ik in mijn kindertijd een verhaal verzon dat groeide uit een voorwerp, een dier, een voorval, zo kan ook nu een gedicht ontspringen aan een waarneming, een observatie of een gedachte. Maar ik schrijf eveneens met genoegen iets in opdracht. Ik hou ervan als men mij een onderwerp opgeeft waar ik dan vrijelijk kan over mijmeren en een invalshoek zoeken om er een gedicht over te schrijven. Ook ben ik te vinden om een gedicht van een andere dichter te benaderen en te interpreteren en daar dan een poëtisch antwoord bij te bedenken. Tot slot schrijf ik bijzonder graag bij beeldend werk; het is aangenaam om me te laten inspireren door schilderijen, beelden en installaties. Mijn sterkte ligt volgens mij in het verhaal dat ik vertel in een gedicht. Dat brengt de nodige valkuilen met zich mee: anekdotiek en moralisme kunnen struikelblokken zijn voor mij. Ik heb de keuze gemaakt voor eenvoudig taalgebruik en toegankelijke poëzie omdat ik niet enkel poëzieliefhebbers wil bereiken maar ook een publiek dat niet uit eigen beweging naar gedichten grijpt. Ik doe dat omdat ik als oud-leerkracht Nederlands voor anderstaligen veel belang hecht aan leesbevordering. Toch wil ik dat mijn gedichten een bepaald literair niveau halen. Dat is een lastige spagaat die me de ene keer al beter afgaat dan de andere want een toverformule voor sterke poëzie bestaat er helaas niet. Het allerbelangrijkste als dichter is dicht bij jezelf blijven.
Welke dichters bewonder je en waarom?
Natuurlijk zijn er de dichters waar je niet omheen kan zoals Guido Gezelle, Paul Van Ostaijen, Hugo
Claus, Paul Snoek, Gerrit Komrij, Herman De Coninck, Menno Wigman enz. Zij en nog vele anderen hebben elk op hun manier een stempel op ons poëtisch erfgoed gedrukt. Het is moeilijk om actuele dichters te noemen (wie wel en wie niet) maar ik wil een uitzondering maken voor Mustafa Stitou met wie ik op het poëziefestival “Dichters in de Prinsentuin” een indringend gesprek had en wiens bundel “Waar is het lam?” een overweldigende indruk op mij heeft gemaakt. Buiten ons taalgebied wil ik mijn liefde voor de gedichten van Olav H. Hauge (1908-1994) benadrukken. Hij was appelkweker, dichter en vertaler van oa. Arthur Rimbaud, Paul Celan, Bertolt Brecht, Sylvia Plath en Emily Dickinson. Hij is één van de belangrijkste Noorse dichters maar bij ons veel te weinig gekend en dat vind ik onterecht. Ik ben enorm gecharmeerd door zijn gedichten die ondanks hun eenvoud zeer pakkend kunnen zijn. Eigenlijk val ik eerder voor gedichten dan voor dichters. Ik kan heel erg geraakt worden door een bepaald gedicht van een dichter terwijl ik veel minder word aangetrokken door andere gedichten van diezelfde dichter. Verder bewonder ik altijd de poëzie die ik het laatst heb gelezen. Dat kan een debuutbundel zijn, een Vlaamse of Nederlandse hedendaagse dichter die een nieuwe bundel publiceerde maar ook anderstalige gedichten, het liefst in een goede Nederlandse vertaling. Met Chinese en Russische poëzie kan je mij nooit straffen. In januari 2024 organiseerde ik tijdens het Wintering festival in Dendermonde een Internationaal poëziesalon in de garage van mijn woning op het parcours van het festival. Tijdens een marathon van 4 uur werden gedichten in 20 talen voorgelezen; eerst in het Nederlands en daarna in de originele taal door een moedertaalspreker. Het kostte me veel tijd en moeite om deze lezers en meer dan 100 gedichten (originelen en goede vertalingen) bij elkaar te sprokkelen maar ik heb er een dikke map met gevarieerde poëzie aan overgehouden.
Wat ligt er nog voor de boeg?
Het was mijn streven om officieel te debuteren bij een erkende poëzie-uitgeverij en die kans kreeg ik in 2023 bij uitgeverij De Zeef van Roel Richelieu Van Londersele. Daar ben ik erg dankbaar voor want als “laatbloeier” is het niet makkelijk om een geloofwaardige plek in de poëziewereld te veroveren. Nu wil ik gewoon verdergaan op de ingeslagen weg: in de eerste plaats wil ik mijn bundel Sterke Schoenen en mijn gedichten “aan de man” brengen, de liefde voor taal en poëzie overdragen aan een publiek met minder leeservaring door over mijn werk te vertellen en soms een workshop te geven. Daarnaast hoop ik te kunnen samenwerken met artiesten zoals recent het geval was met graficus Roland De Winter en kunstenaar MaRf. Natuurlijk wil ik verder blijven groeien als dichter door nieuw werk te schrijven, af en toe iets op te sturen naar tijdschriften, soms deel te nemen aan een wedstrijd en in alle rust toe te werken naar een tweede bundel. Naast poëzie draai ik regelmatig aan één van mijn drie draaiorgels: Het Blauwe Steentje, De Erossteen en De Kleine Steenput. Ik werd tweemaal Belgisch Kampioen orgeldraaien: van 2018 tot 2021 en van 2022 tot 2023. Maar ook deze hobby combineer ik regelmatig met poëzie door muziek te draaien die aansluit bij mijn gedichten. Tot slot ben ik eindelijk begonnen aan een eigen website. Daar is nog heel wat werk aan de winkel.
Op ons verzoek koos je 3 gedichten uit eigen werk. Over het algemeen verdragen gedichten weinig toelichting. Hoewel. Bij Roer maken we graag een uitzondering op die regel. Vanwaar deze keuze?
Ik ben een gulzig iemand. Niet enkel op het vlak van eten maar op elk gebied: als ik me ergens voor engageer dan ga ik er helemaal voor. Anderzijds gaat dat ook in fasen en wordt een obsessie af en toe vervangen door een andere. Gulzigheid en andere van mijn eigenschappen zijn terug te vinden in het gedicht Barbapapa. Het werd geschreven naar aanleiding van een opdracht aan de Schrijversacademie in Antwerpen: beschrijf jouw lyrische ik. En dat lyrische ik is in mijn geval sterk gelinkt aan mijn persoonlijkheid.
Net als veel dichters ben ik een enorme twijfelaar en heb ik regelmatig last van keuzestress. Door mijn empathisch vermogen weiger ik ook vaak “kant te kiezen” en wil ik beide zijden van iets belichten. Dat element is nooit ver weg in mijn gedichten. Een typisch voorbeeld hiervan is het tweedelige Venus van Willendorf.
Deze twee gedichten leunen zeer sterk aan bij wie ik ben. Toch schrijf ik weinig poëzie vanuit zelfexploratie maar zoek ik eerder inspiratie in de wereld rondom mij. In mijn bundel speelt agressie in al haar vormen de hoofdrol: van verbaal geweld tot en met oorlog. Bevrijdingsdag werd geïnspireerd door een iconische foto van Robert Capa, gemaakt in Berlijn in 1945. Tegenover de totale vernietiging staat de orgeldraaier die voor mij de hoop symboliseert.
Bedankt voor het gesprek
vragen: Wim Vandeleene