Luuk Gruwez
Maar net was ik erin geslaagd mij uit de eeuwigheid
te wurmen die nog vol warme truien en donsdekens lag,
en bibberend begaf ik mij in het sombere portiek
waarachter niemand minder dan mijn moeder hokte.
Hoe kleverig begon ik niet alsof ik uit het stijfsel kwam.
Ik riep dat ik het was, nog zonder naam, klopte verlegen
bij haar aan. Ontstaan, bestaan dacht ik, wat als
dit niet van haar niet mag? Moet ik dan weer
mijn vorig duister in? Jawel, dan moet het elders
maar, in dat van zaadcellen en eisprongen vervuld heelal
waaruit in een of ander vroeger ooit een ster ontstond.
uit: Bakermat