In mijn onderwereld valt niet veel te beleven. Ik woon er in een schraal landschap waar het uiterste streven het vervullen van de plicht is en waar de taal klinkt van de gehoorzaamheid.
Er is geen diepte, geen verbondenheid, er zijn geen verborgen schatten. De vrouwen laten mij koud, de afschrikking of de afwijzing zijn wederzijds, in mijn paleis zijn alle wanden met ijs bekleed, mijn hart zit er vast in een zuil van marmer.
Ik ben de onhandige maar volhardende knecht
voer met voldoening bevelen uit
en aanvaard minzaam elke vernedering.
Maar waag het niet om mij te strelen.
Comentarios