Toen God het ruimtekookboek voor beluste dummies las, herlas,
roerde Hij als bezeten in de oersoep. Schiep daaruit de aarde.
Engelen beloerend, probeerde Hij wat wezens uit, creëerde
de viervleugelige rectosaurus en het fladderende wurghoefblad.
Edoch, op die gedrochten liet God een meteoriet los, knutselde
grootschaliger. De zelfgebouwde gigakern begon volautomatisch
uit te dijen. Knap hoe Zijn ontwerpen in het zwerk verschenen,
gaande van de Melkweg over het Sigaarstelsel tot de Plejaden.
God zag dat het grandioos was, wou het aardrijk nog voleindigen.
De mantelbaviaan werd afgevinkt. De mens kwam aan de beurt.
Hij wist al hoe de voorplanting geschieden zou: halfautomatisch
via pretknopjes en zwelstangen, behalve voor de maagd Maria.
Sinds de zoon verrezen is, bestookt hij onze bol met hittegolven,
stormen en devote plagen. Zijn stigmatahanden schudden soms
de tektonische platen. Demagogen, apostaten en perverten
seint hij door aan Vaderlief, zich verdiepend reeds in SEVID-22.
uitgelicht in maart 2021
lees de recensie van Philip Hoorne
Comments