Tastbare wind
- Wim Vandeleene
- 15 mrt
- 8 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 19 mrt
In gesprek met Lieve Desmet

Over de dichter als buitenstaander, kruimels uit de hoed en haar vierde bundel
Voor we ons buigen over jouw recente bundel In de wind Staan.
Wat houdt jou vooral bezig buiten de poëzie?
Naast het schrijven van poëzie leg ik mij de laatste tijd meer toe op het verzorgen van workshops ‘samen poëzie lezen’ en het brengen van poëzie voor senioren. Verder ben ik actief voor ‘De eenzame uitvaart’ in Leuven, verzorg ik regelmatig Soul Répair Cafés ben ik actief voor ‘Het huis van de dichter’ en ben ik Letterist in Oostende. Daarnaast houd ik van theater, (ik ben een trouwe bezoeker van Theater aan Zee), ben ik altijd een roman aan het lezen (momenteel ‘Het verbond van het water’ van Abraham Verghese). Ik reis graag en doe veel sport (badminton, tennis, nordic walking, wandelen, skiën. ..). Ik volg ook de actualiteit op de voet.
Wat heeft jou tot schrijven aangezet?
De ervaring van ‘buitenstaander’ te zijn, ‘mijn geaardheid’ in de jaren ’80, het feit dat ik heel veel prikkels opneem, hebben mij vanzelf naar de pen doen grijpen. Het schrijven gaf inzicht, was uitlaatklep voor de onrechtvaardigheden die ik ervaarde, aanvoelde of rondom mij zag. Het schrijven was en is noodzaak, gaf en geeft mij ook rust.
Hoe is de vonk overgeslagen en wat maakt dat je blijft schrijven?
In de jaren tachtig volgde ik een poëzieweekend in Nederland o.l.v. Elly de Waard. De vraag was om een aantal geschreven gedichten mee te nemen. Ter plekke kregen we ook wat oefeningen. In België bestond er toen nog geen schrijfacademie, of was er nog geen ‘Creatief schrijven’ enz. Elly de Waard was heel lovend over mijn paar schrijfsels, noemde me ‘een dichter’ en moedigde me aan om hiermee verder te gaan. Ze nodigde mij en Maja Panajotova uit, om mee op tournee te gaan in Nederland met haar groep ‘De Nieuwe Wilden’. Maja en ik waren daar de enige Belgische dichters. We traden onder meer op in Vredenburg Utrecht ( september 1989) samen met ‘De Maximalen’. In deze laatste groep was o.m. Tom Lanoye actief en wijlen Joost Zwaegerman. De provocaties van een aantal Maximalen deden de voorstelling eindigen in een gewelddadige wanvertoning. EDW wilde de toenmalige, vooral wit mannelijk gedomineerde dichters- en dito recensenten wereld open breken en de beeldspraak verruimen. Ze ging tevens in tegen het toen hooggewaardeerde systeem van hermetische, abstracte, autonome poëzie. Net als De Nieuwe Wilden destijds in de schilderkunst wilde ze met deze groep reactie bieden maar nu door tegen de ‘mannelijke traditie in te gaan en vrouwen en hun realiteit een stem te geven. ‘ Volgens De Waard ging het ‘om een streven om het conventioneel vrouwelijke op te waarderen en het onconventioneel vrouwelijke op te voeren’. Woke zouden we het nu noemen. Dit was toen nog minder evident, agressie en hoongelach werd haar deel.
Van die bewuste avond in Utrecht herinner ik mij graag de support van de immer positieve Renate Dorrestein, hoe ze me aanmoedigde voor ik op het grote podium stapte en de dubbele whisky’s die het gezelschap, waaronder Anja Meulenbelt, bestelden bij mijn traktaat in de bar na de voorstelling.
Ook de trips naar Amsterdam en Castricum aan Zee (’t Volgelwater waar Elly de Waard toen woonde, daarvoor samen met de dichter Chris Van Geel) voor de voorbereiding van het optreden, met de warmbloedige, genereuze Maja blijven mij bij. Ze contrasteerden sterk met het zuinige Holland met zijn zeer directe communicatie. Ik publiceerde in het tijdschrift ‘Lust en Gratie’ en kon debuteren in Nederland. Toen goed voor 1000 exemplaren.
Inmiddels 4 bundels later, met soms flink wat tussentijd, is wel duidelijk dat er voor mij geen leven mogelijk is zonder de poëzie. En nu ik mijn beroepsloopbaan beëindigd heb, is er meer dan ooit ruimte voor poëzie en al mijn engagementen hieromtrent.
Zoals eerder gezegd, poëzie is voor mij noodzakelijk. Ik vrees dat ik daarzonder mezelf voorbij loop en moeilijk te genieten ben.
Wat is voor jou het recept voor een sterk gedicht?
Voor mij is een krachtig gedicht er één die me raakt, die me diep van binnen beroert en me bij de keel grijpt, doordat het voortkomt uit één authentiek gevoel en dit op een heldere, verfijnde manier overbrengt. Of een gedicht dat niet het resultaat is van kennis, maar van kennis die pas tot leven komt door het voorafgaande gevoel. Een gedicht waarbij de beeldspraak verrassend, vernieuwend en verrijkend is, en er ruimte biedt voor suggestie... Poëzie die vanuit een innerlijke noodzaak is geschreven.
Niet toevallig word ik dan ook beroerd door dichters die om één of andere manier uitsluiting hebben meegemaakt, pijn hebben ervaren, uit andere continenten/ culturen komen. Dit leidt meestal tot een mooi, breed palet aan beeldspraak.
Wat zijn jouw favoriete dichters en waarom?
Er zijn een aantal bundels, dichters die ik koester in mijn nabijheid.
De klassieke dichteressen Ida Gerhardt en Vasalis. Ze beantwoorden volledig aan wat ik hiervoor beschreef: doorleefde, beklijvende poëzie. Verder is Kopland voor mij ook een blijver. Zijn reflecties, of ze nu gaan over zijn kinderen of in zijn laatste bundels terugblikken op een leven en vooruitkijken naar de dood, vind ik universeel.
Daarnaast heb ik in het tijdschrift Lust en Gratie, het tijdschrift dat me een nieuw referentiekader gaf voor zowel mijn poëzie als mijn leven, vele dichters leren kennen die nu nog vaak geciteerd worden. Ook enkele die in de vergetelheid zijn geraakt, zoals de in België geboren Amerikaanse dichteres May Sarton (1912-1995).
Lees het essay waarin Mary K. Deshazer het heeft over de muze die May Sarton bezoekt.
Een paar citaten:
Vandaag heb ik geleerd
Een grote, gebarsten
Wijd open deur
Naar het niets te worden
Is wijsheid.
De muze opent de dialoog met jezelf en gaat vervolgens haar eigen weg
Kunst is altijd heelmakend
Ik heb elk gedicht geschreven…om uit te vinden wat ik denk, om te weten waar ik sta.
Zelfs wanneer de muze afwezig is.. drijf ik op haar aanwezigheid, haar sterke realiteit,
die boven alles wat gebeurt uitzwaait.
Ik zou nog wel kunnen doorgaan. Ik lik er nog steeds mijn duim en vingers van af .
Door het tijdschrift leerde ik ook Clarice Lispector, Anne Sexton, Astrid Roemer, Elisabeth Bishop…..kennen.
Recent troffen mij Nesrine Mbarki, de Zuid Afrikaanse Ronelda Kamfer, Koleka Putuma. Eerder was ik al in de ban van de Zuid-Afrikaanse Wilma Stockenström, Ingrid Jonker, Antjie krog. Bundels die ik ook geregeld bovenhaal, zijn uit de Parnassus reeks van uitgeverij P de bundels van Christine Lavant, Andreé Chedid, Fatena Al-Ghorra. De taal, de noodzakelijkheid, het over- en doorleefde. En natuurlijk Wislawa Szymborska. Terwijl ze schijnbaar over het alledaagse schrijft: ‘mijn zuster schrijft geen gedichten…en als ze koffie morst dan nooit op manuscripten ’, ‘na elke oorlog moet iemand opruimen’, haalt ze heel de wereld binnen. Ik wou dat ik dit kon, schijnbaar argeloos, onrecht aan de kaak stellen met een kwinkslag.
Wat is jouw ritueel? Hoe ontstaat een gedicht?
Op alles wat ik kan beschrijven: de rand van de krant, papiertjes naast mijn bed of in mijn rugzak, alles waar ik mijn ideeën op kan noteren. Soms schrijf ik ze over in mijn poëzieschrift, of pak ik ze direct op de computer aan..
Ik heb geen vast ritueel. Ik merk wel dat ik ’s nachts vaak invallen heb. Het is dan kunst om het warme bed te verlaten en ze te noteren, want ’s anderendaags zijn ze weg. Ook bij lange eenzame ritten in de auto valt mij vaak wel één en ander te binnen. Soms noteer ik ook enkele zinnen bij het lezen van de krant. Ik schrijf ook graag in opdracht van bij een eenzame uitvaart, bij rouwverhalen uit een Soul Répair Café…
Jouw jongste bundel heet 'In de wind staan'?
Dekt de vlag de lading?
Ik heb lang gezocht naar de juiste titel. Uiteindelijk bleek deze de meest treffende te zijn, de vlag die het beste de lading dekt van de vijf afdelingen. De ik-figuren in de bundel bevinden zich vaak in de wind, geconfronteerd met verlies, met hun ‘anders’ zijn, in het opkomen voor hun overtuigingen… Daarbij komt dat de bundel opent met ‘haven’ en eindigt met ‘eerste zee’. En ook in de gedichten daartussen bevinden de lyrische ikken zich meer dan eens tegenover de zeespiegel. Er is geen plek waar de wind tastbaarder is dan wanneer je over de uitgestrekte massa water naar de horizon kijkt.
We lezen een fragment uit Eerste zee
Ik zwem tussen wier, oud wrakhout, stukken touw met knopen
rozen voor de verdronken zeeman.
Aan mijn verkeerde been hecht zich de as van Claus.
Zie ik hier zijn ware gelaat en dat van moeder, zus?
Op het droge kwamen we mekaar maar even tegen.
Jouw water was dit water, moeder,
vandaag neemt het mij mee
en werpt mij terug op het mulle zand.
Kan je iets meer vertellen over dit gedicht?
Het gedicht is geschreven in het kader van ‘Superlifico’, een schrijfproject van ‘De Letterie’ in Oostende. De oorspronkelijke opdracht was er Ensoriaans portretschrijven via badersportretten. Ik ben afgeweken van mijn oorspronkelijke doel en heb mijn fantasie de vrije loop gelaten. Ik stelde me voor hoe ik het zwemmen in de zee ervaar, hoe cyclisch de zee is, en hoe water ons doet terugdenken aan het eerste water: het vruchtwater in de moederschoot. Ik beschrijf wat we voelen in het zeewater, wat het meebrengt—wrakhout, maar ook de as van Hugo Claus die uitgestrooid werd in de zee te Oostende. Hij maakte er een sport van om iedereen op het verkeerde been te zetten: wat was leugen, wat was waarheid? Het past bij het Ensoriaanse, het Oostendse, de manier van kijken die we zo treffend terugvinden in de stijl, de spreektaal van Arno of verwoord in zijn muzieknummers. Het gedicht staat apart in de bundel, als afsluiter. Geboorte, dood. Daartussen leven wij, maar de zee zal blijven…
Uit de wereldvoedster (fragment)
Je moet Pierrette zijn
om je neus te steken in een smeltende gletsjer,
in dialoog te gaan met een dolgedraaide aarde.
Je tovert kruimels uit je hoed,
voedt de vissen. Het is glashelder:
je ziet ze happen, zich keren op de rug.
In iedere morzel proeven zij de staat van het brood.
Je schreef dit gedicht bij een inkttekening van Roland De Winter.
Wie is Pierrette? Wie is de wereldvoedster? Kan je wat context geven bij het gedicht?
Op bezoek in het atelier van graficus Roland De Winter viel mijn oog op deze inkttekening die de cover werd van mijn bundel ‘In de wind staan’. Ik schreef er een gedicht bij voor de bloemlezing Koorddansers, gedichten bij werk van deze graficus.
Bij het bekijken van de tekening zag ik een reflectie van mezelf als dichter. Ben ik als dichter niet een beetje een clown, een buitenstaander die met wat kruimels/wat uitgekozen luttele woorden, de neus steekt in zowel kleine als grote zaken, om zo iets bloot te leggen of aan de kaak te stellen, en misschien zelfs empathie op te roepen?
We lezen een strofe uit Dag beer
Je pluche is een schild tegen as en scherven.
Je rilt niet zoals onze kat
die tussen de brokstukken en lichaamsdelen
geen tjilpende mus meer vindt.
Je plaatst het beeld van een pluche beer tegenover puin, brokstukken, (afgerukte) lichaamsdelen, een sterk contrast. Het gedicht deed me denken aan Gaza.
Ik heb het gedicht geschreven n.a.v. de eerste beelden van de bombardementen in Oekraïne. Maar het zou evenzeer bij de beelden van Gaza, Congo…kunnen geschreven zijn.
Ik wilde het niet specifiëren. Het perspectief van een verloren, onschuldig kind in gelijk welke nutteloze puinhopen. Ik dacht daarbij ook aan het gedicht ‘Het kleine meisje uit Hiroschima’ van Nazim Hikmet.
Wat ligt er nog voor de boeg?
Poëzie schrijven, opdrachten vervullen voor ‘’de Letterie’ (ook proza). Verder wil ik met plezier verder gaan met het begeleiden van workshops ‘samen poëzie lezen’. Na een eerste intense en mooie ervaring met het brengen van poëzie in een woon- zorg omgeving wil/zal ik hier gevolg aan geven. Het afstemmen van poëzie voor dit publiek vind ik een zeer zinvolle uitdaging.
Zoals gezegd zet ik ook mijn eerder opgesomde engagementen in en om de poëzie verder.

vragen: Wim Vandeleene