de dag klapt dicht met één knip van de schakelaar nu struikelt de avond, dat gaat je goed af met snorharen en wimpers in vertrouwd terrein
de vloermat ademt rimboe, pampasgras, geritsel in de kamer meubelwanden schuren langs je vacht je leest met spitsoren en uitgestoken neus de lengte van de muren ontwijkt commode, tafelpoten, langs het gordijn een streep stoutmoedig licht
elke afgemeten pas omfloerst de reden van bewegen je tast niet in het duister waar ik op je wacht