top of page

eenmansorkest

Fiston Mwanza Mujila


KASALA POUR MOI-MÊME


j'ai décidé d’être heureux

de danser la rumba jusqu'à l'usure

de reprendre tous mes noms, bricoles d'antan

de demeurer l'enfant de la mine

et du chemin de fer

la mémoire familiale épousant la locomotive

l'exil dans l’œuf, l’éternelle solitude

j'ai décidé d’être insolent et désagréable

de cracher dans la soupe de ceux qui arrachent les dents à la vie

de pisser sur leur prétendue bonne foi

de glousser en guise d'insolence

et de me repentir, par la suite, auprès de l'Esprit-Ainé

combien de temps résisteront-ils?

déjà, ils ont fait de ce pays un mouroir

j'ai décidé de formuler des rêves

aussi vastes, aussi colorés, aussi grandiloquents

que l'espérance

des rêves somptueux

aussi baveux que la pluie tropicale

la seule éructant la malédiction

renversant tout sur son passage

furieuse et éternelle et digne de déluge

quoiqu'on ne fera plus pénétrer dans l'Arche

le couple de tous les animaux purs

le mâle et la femelle

j'ai décidé de demeurer l'enfant du Zaïre

de fabriquer des voitures à l'aide des boites de conserve

ou des cerfs-volants à partir des sachets

d'y accrocher un long fil

et de courir dans le soleil, de courir et de courir

jusqu'à ce que l'engin gagne le ciel . . .

lorsque le fil de raphia se rompait

le cerf-volant zigzagant se perdait dans le firmament

il ne nous restait qu'un sentiment de regret

j'ai décidé encore de rêver

non pas de marcher sur la lune

ou d'inventer une énième arme chimique

mais d'ouvrir une espèce de bar merveilleux

d'y bazarder non pas l'ivresse ou une quelconque beuverie

mais l’espérance

j'ai décidé d’être l'homme-orchestre de mon destin

moi-même à la batterie: KENNY CLARKE

moi-même à la trompette: MASEKELA

moi-même au piano: TAPSCOTT

moi-même à la contrebasse: MINGUS

moi-même au saxophone: SANDERS

voix de MAKEBA en sursis

de me trémousser de l'aube à l'aube

et de fredonner pour ma mère MA'NANGA et les étoiles

l'Indépendance cha-cha



KASALA VOOR MEZELF


ik heb besloten gelukkig te zijn

de rumba te dansen tot ik erbij neerval

al mijn namen terug te nemen, mijn spulletjes van toen

het kind van de mijn

en van de spoorweg te blijven

het familiegeheugen verweven met de locomotief

de balling in de kiem, de eeuwige eenzaamheid


ik heb besloten brutaal en vervelend te zijn

in de soep te spuwen van wie de tanden van het leven trekt

te pissen op hun zogenaamde goede trouw

hooghartig te grinniken

en daarna de Oudste Geest om vergeving te vragen

hoe lang nog zullen ze zich verzetten?

nu al hebben ze van dit land een sterfhuis gemaakt


ik heb besloten dromen te koesteren

die zo weids zijn, zo kleurig, zo pompeus

als de hoop

van schitterende dromen

zo zompig als tropische regen

die heel alleen de vloek uitbraakt

en op zijn tocht alles platgooit

razend en eeuwig en een zondvloed waardig

hoewel ze niet langer toegang krijgen tot de Ark

de paartjes van alle zuivere dieren

de mannetjes en de wijfjes


ik heb besloten het kind van Zaïre te blijven

autootjes te knutselen van conservenblikken

of vliegers van plastic tasjes

er een lang koord aan vast te maken

en te rennen in de zon, te rennen en te rennen

tot het tuig de hemel bereikt . . .

wanneer het raffiakoord brak

verdwaalde de vlieger zigzaggend in het firmament

ons restte alleen een gevoel van spijt


ik heb nogmaals besloten te dromen

niet van op de maan te lopen

of een zoveelste chemisch wapen uit te vinden

maar van een wonderlijke kroeg te openen

er geen dronkenschap te verpatsen of een of ander drinkgelag

maar hoop


ik heb besloten het eenmansorkest van mijn lot te zijn

ikzelf op de drums: KENNY CLARKE

ikzelf op de trompet: MASEKELA

ikzelf op de piano: TAPSCOTT

ikzelf op de contrabas: MINGUS

ikzelf op de saxofoon: SANDERS

backing vocals van MAKEBA

de klok rond uit mijn dak te gaan

en voor mijn moeder MA’NANGA en de sterren

de ‘Indépendance Cha-Cha’ te neuriën


Vertaling: 2019, Katelijne De Vuyst





‘Ik ben, omdat wij zijn’ is de kern van Kasàlà, een Afrikaans lofdicht, om het bestaan te eren, om banden te weven en bruggen te slaan naar alle uithoeken van deze bol. Het biedt de kans om contact te leggen met je oorspronkelijke 'zelf', wat dat ook mag betekenen. Tonen wie je bent én waar je voor staat. Een pepmiddel voor het zelfvertrouwen en de zelfontplooiing.


De Congolees Fiston Mwanza Mujila zet zijn gedicht alvast gezwind in. Hij heeft beslist om gelukkig te zijn. Tot hij erbij neervalt zal hij de rumba dansen. Hij neemt al zijn namen terug alsof hij komaf maakt met een complexe identiteit. De scherven van vroeger veegt hij op blik. Over de geleden schade wijdt hij niet te lang uit. Hij koppelt zijn geheugen aan een locomotief en rijdt door het landschap van zijn jeugd. Het kind van de mijn, de banneling in de knop. Voortaan zal hij het hondsbrutale pad te volgen. Hij spuwt in de soep en pist op de goede trouw. Verraad. Stoutmoedige daadkracht van een rebel. Hij maakt ook de balans op en berekent het saldo van zijn tijd, bekeert zich tot een Oudere Geest. Toch kan hij niet om de ellende heen. Zijn land is een sterfhuis maar dat mag hem niet remmen in zijn vaart. In zijn woeste dromen valt de regen van de tropen. De dromen ruimen baan en gooien alle obstakels omver in hun razende gang. De dichter vergelijkt ze met een zondvloed die geen toegang heeft tot de Ark. Je kan er in verdrinken maar ze zullen je niet redden. Peptalk met een noodlottige afloop. Vastberaden gaat hij verder en maakt hij zich sterk om een kind van Zaïre te blijven, om spullen te vervaardigen uit blik. Van zakken maakt hij vliegers waar hij achteraan rent tot ze hem ontglippen. Wat rest is berouw. Maar dat zal hem niet beletten om tegen beter weten te dromen. Hij opent een bar, niet voor de roes maar voor de hoop. Hij bepaalt zijn eigen lot en dirigeert de band van vijf jazzmuzikanten, vijf alter ego's. De dichter wil een nacht lang dansen en neuriën voor zijn moeder. Hij danst zich vrij en droomt daadkrachtig.




Fiston Mwanza Mujila groeide op in Lumbashi, maar woont sinds jaar en dag in het Oostenrijkse Graz, waar hij Afrikaanse literatuur doceert aan de universiteit. Hij schrijft zijn werk aanvankelijk in het Frans, maar doet dat nu ook meer en meer in het Duits. In 2014 breekt hij internationaal door met zijn debuutroman Tram 83. De vertaalrechten worden aan meer dan vijftien landen verkocht, het boek staat op de longlist van de Man Booker International Prize en de Prix du Monde en wordt bekroond met de internationale literatuurprijs van het Haus der Kulturen der Welt in Berlijn. Lang voor hij als romancier debuteert heeft Mwanza Mujila een reputatie opgebouwd als dichter-performer. Zijn unieke voordrachtstijl maakt hem een graag geziene gast op poëzie-avonden. Zijn gedichten doen een beetje aan voodoo denken. Niet de Caraïbische variant met vijanden die met popjes naaldenprikkend bezworen worden, – wat voor verzen moet ik me daar bij voorstellen? – maar een voor mij onbekende soort, die ik in al mijn 'witte onschuld' met zijn Congolese roots associeer. Ze lijken zachtaardig in hun nervositeit en gevoeligheid, maar daaronder schuilt een kleine vulkaan van emotionele gekte. Mwanza Mujila laat een soort waanzin zien die zich vooral op de eigen demonen richt. Het lijken tovenaarsbezweringen waarin hij tegelijk heel veel ruimte openlaat voor humor en zelfrelativering. Zijn beelden zijn vaak morbide in hun fysieke gewelddadigheid, maar het is eerder het geweld van oude tekenfilms dan dat van etnische stammentwisten en burgeroorlogen, zoals die in de nieuwsberichten over Congo opduiken. Toch kun je er als witte lezer niet onderuit om ook aan dit laatste te denken. Maar Mwanza Mujila's gedichten overstijgen ook de postkoloniale ruimte die ze oproepen. Absurde humor, verbale energie en jazzy ritmes zorgen voor een tragikomische cocktail vol bezwering en lyriek. Ze maken hem een van de grote stemmen van de hedendaagse Afrikaanse literatuur.


Comments


bottom of page