top of page
  • Foto van schrijverBart Verstraete

Een kijkhut in het vluchtoord



Roer in gesprek met Bart Verstraete. Over de citroenvlinder tussen de voorjaarsbloeiers, kevers in dood hout, een overreden haas, bomen als knuffelcontact, douchekranen in een vakantiekolonie, een beschreven T-shirt, de geur van gele zandsteen en een uitgewist mensbeeld.


Laten we beginnen met een open einde. Je debuutbundel draagt de titel: 'Hoe het verder moet'. Wat als we daar een vraag van maken. Hoe moet het verder?


Ik had het liever anders gehad, maar ik moet antwoorden met ‘het komt niet goed’. Voor wat de toekomst betreft voor mens en voor dier ziet het er erg slecht uit. De gezondheidscrisis die we nu mondiaal meemaken is peanuts in vergelijking met wat op ons afkomt door de klimaatcrisis. Het jaar 2020 snel vergeten zeggen velen, maar de mens zal zich net dat jaar 2020 herinneren als het jaar dat niets meer nog zou worden als voorheen. Er komen meer ongekende virussen op ons af, meer pandemieën, omdat de mens zich op onverantwoorde schaal de natuur blijft toe eigenen.


En daar bovenop krijgen we het verstoorde klimaat dat nu al hard toeslaat in grote delen van de wereld met superstormen, miljoenensteden die langzaam verzinken in de oceaan, mislukte oogsten, vluchtelingenstromen, hongersnoden, voedseltekorten. Het wordt ook ons deel, westerse mens.

Een andere dichter die vaak over de natuur schrijft is de Zweed Lars Gustaffsson. Uit het vertaalde gedicht 'doelloos dwalen in een snel donkerend en veranderend landschap' haal ik de volgende regels.

De grote witte winterhazen vluchten over de velden.

Steeds sneller raakt het beeld van de mens uitgewist.


Welke boodschap zie jij hierin? Hoe zie jij de verhouding tussen mens en dier?

Wereldwijd is de biodiversiteit in enkele decennia zo sterk afgenomen, door toedoen van de mens,

dat we kunnen zeggen dat de zesde massa-extinctie in zijn eindfase is gekomen.


Ik treed Lars Gustaffsson volledig bij: Steeds sneller raakt het beeld van de mens uitgewist.

In het gedicht 'op die lentedag' sluip je voor zonsopgang het 'glazen oerwoud uit', een biotoop met open valkuilen, kooien en fuiken. Je vlucht naar een grootstad van wilgen en berken, waar wandelpaden aangeboden liggen. Een scherp contrast tussen twee biotopen. Is de natuur een vluchtoord voor jou?

Een soort vrijhaven misschien om het in de taal van Roer te zeggen?

Ja, de natuur is een vluchtoord. Maar dat niet alleen. De natuur is meer. De natuur is mijn thuis. De plaats die ik nodig heb, dagelijks. Niet enkel als een weekendverblijf. In de natuur beleef ik intens mijn gevoelens en emoties. Rust in stiltegebieden, opwinding wanneer vluchten kieviten paniekerig opstijgen en ik voel dat een slechtvalk in de lucht hangt, die rover dan ook nog mooi belicht in de kijker krijg. Verwondering voor de citroenvlinder die tussen voorjaarsbloeiers fladdert, verrassing wanneer ik oog in oog kom te staan met een vos. Verdriet bij het aantreffen van een overreden haas. Bewondering voor het spechtenkoppel dat niet aflatend tot zonsondergang de jongen in de boomholte voedert.

Meer en meer wordt die thuis een vluchtoord, dat klopt. De biotoop van de dolgedraaide, consumerende mens stuit me dikwijls tegen de borst. Het gedicht Op die lentedag bespeelt dit thema. Ik schreef het toen na de eerste lockdown winkels terug open mochten. Hier stond ik niet op te wachten. Een verplaatsing naar een natuurgebied is voor mij essentiëler.

Alleen zijn in de natuur maakt me minder geërgerd. In die zin vlucht ik, dat is juist.


Je rondt het gedicht af in een warenhuis. Wat een contrast. de meeste van mijn dagen bracht ik door in kruinen van een warenhuis waar ik vrij kon zwerven tussen bessen en noten en met mijn reukvermogen de afstand kon vergroten. De reukzin is een oud zintuig. De mens heeft een bijzonder geheugen voor geuren. Ze roepen de jeugd op. Het reukvermogen is deel van ons reptielenbrein en dus ouder dan de mens zelf. Welke herinneringen kan jij verbinden aan geuren? Kan je geuren noemen die voor jou sterker bij blijven?

Ik kan nog altijd de geur oproepen van de douchekranen in de vakantiekolonie aan zee waar ik als kind elke zomer een maand verbleef. Een lauwe geur, net niet te koud. Een zuinige geur die je moest delen met andere naakte kinderen terwijl een monitrice langskwam met een washandje.

Ook de geur van de koeken die we om vier uur kregen blijf ik aan de zee verbinden. Dat kan je lezen in het gedicht Vakantiekolonie uit mijn bundel. Ook de geur van de met gele zandsteen betegelde zeedijk die je nog op vele badplaatsen aan onze Noorzeekust terug vindt, vult mij met herinneringen.


Je vergroot er de afstand mee. schrijf je in datzelfde gedicht. Alsof het een wens is. Afstand was ook een actueel thema in 2020. De anderhalvemetersamenleving stond op de lijst van de nieuwe woorden, zij aan zij met het kuchscherm en de hoestschaamte. Maar afstand is ook een figuurlijk begrip. Waarvan neem jij afstand en wat trok er jou eerder aan in deze bewogen tijd?


Ja, de afstand vergroten van de mensen is een weerkerende wens, een verzuchting soms, een behoefte zelfs. Het klinkt asociaal. Hoe zeer ik de medemens ook kan liefhebben, lief vinden, en ook nodig heb, toch moet ik mij regelmatig van hem kunnen verwijderen, me terugtrekken in de natuur, even zijn stem niet meer horen.

Ik zie op jouw tijdlijn regelmatig fotos opduiken van vogels. Van alle dieren HET

oude, bijna versleten symbool van de gevleugelde vrijheid . Wat trekt er jou aan in vogels?

Vogels drijven mij de natuur in, ik ga ze opzoeken of laat ze tot mij komen. Vogels zijn overal aanwezig, ook in de stad, ja ook in de stad is er natuur. Vogels observeren en hun gedrag bestuderen is een eindeloze boeiende bezigheid. Het is meer dan naar een kijkhut gaan in een natuurreservaat.

Het wordt op de duur een passie waarbij je binnendringt in een andere wereld. Je vergeet de mens en zijn schijnbare belangrijkheden. Je gaat terug naar de essentie van het bestaan: overleven en de soort verder zetten. Door hen te volgen word je een van hen. Ooit viel ik eens in een zalige voorjaarszon in slaap tussen een groep steenlopers die zich op een hoogwatervluchtplaats hadden verzameld. Zo dicht had ik hen kunnen benaderen, zo geruisloos. Zo sterk werd ik door hen aanvaard. Daarnaast zijn vogels heel aantrekkelijk omdat ze fotogeniek zijn en je adem blijven benemen bij elke mooie waarneming.

Ook de bomen worden bij hun naam genoemd, waardoor je de diversiteit van de natuur aan het licht brengt. Je noemt wilgen en berken. Je was ook parkwachter. Welk belang en welke betekenis hecht je aan de bomen?

In een cursus poëzie die ik volgde bij Peter Mangelschots leerde ik dat je van een vogel in een gedicht beter een merel of een vink maakt en van een boom een els of een zomereik. Bomen worden belangrijk hoor, als ze dat al niet waren. Denk maar aan hun functie in tijden van klimaatverandering.

Op zich is een boom een leefgemeenschap. Zelfs een dode boom. In dood hout zit leven: kevers, pissebedden, duizendpoten, spinnen, larven. Voor de consumerende mens is een boom een bron. Een bron van hout en van geld. Een grondstof. Voor de natuurminnende mens is een boom een levend wezen om te koesteren, te omhelzen en te knuffelen. Leuk toch als je in een gezondheidscrisis slechts 1 knuffelcontact mag onderhouden.

In 'nachtval' klapt de dag dicht met een knip van de schakelaar. De jij-figuur krijgt snorharen. Ook een zintuig. Het tastzintuig van katten bijvoorbeeld. Opnieuw leid je ons naar de vrije ruimte. Sluipend door de rimboe en het pampasgras. Je tast niet in het duister.

Scherpt de nacht jouw zintuigen? Of ben je eerder een ochtendmens?


Ik ben een ochtendmens. De mooiste uren van de dag zijn deze net voor en kort na zonsopgang. Soms sla ik het ontbijt over om niets te missen van wat er buiten leeft. Zilverreigers verlaten hun slaapplaats, een ree doorkruist een nevelbank door een natte weide, in een rietkraag zingt een blauwborst. Er is nog geen verstoring. Op zware regendagen blijf ik binnen: enkele gedichten kregen voor het groot deel vorm onmiddellijk na het opstaan.


Al in mijn jeugdjaren, toen ik met de atletiekclub deelnam aan het veldlopen, liep ik met een zelf beschreven T-shirt rond met het opschrift BACK TO NATURE. Tot voor kort ging ik elk jaar in de lente kamperen in Zeeland. Ik had voldoende proviand mee om een week lang nergens binnen te hoeven gaan. Ik leefde buiten en verbleef enkel in de natuur. Voor vele dieren past het vergroten van de afstand in de overlevingsstrategie. Ze beroepen zich dan op hun reukvermogen. Ik vind digitale contacten perfect om niet te vereenzamen. Maar er mag ook regelmatig iemand over de vloer komen en met een vriend een natuurwandeling of -fietstocht maken kan me ook boeien. In die zin ben ik een ekster of een kauw, bijtijds een sociaal beestje.


Bedankt Bart

interview: Wim Vandeleene

 

gedichten:


bundel:


Hoe het verder moet ISBN: 978-94-93138-17-9 uitgeverij De Zeef


Bart Verstraete

Bart Verstraete (Mechelen, 1957) woont in De Haan, genoot een opleiding als onderwijzer en werkte als onderwijzer, magazijnarbeider en...

bottom of page