Inzake dit huis, de bundel van Hester Knibbe waaruit het gedicht ‘Organisch’ komt, verscheen op 29 februari 2020. Dat was luttele dagen vóór het COVID-19-virus België en Nederland plat zou leggen. De bundel werd nog gepresenteerd in Rotterdam met een toespraak door de uitgever en een interview met Marcel Möring. Even later waren alle bijeenkomsten verboden, ook literaire.
In het gedicht ‘Organisch’ wijst Hester Knibbe ons nu net op bacteriën en microben, niet de meest zichtbare levensvormen. Daarin gelijken ze op een “schoon geweten”. De vlieg, “die bacteriebom”, kun je nog tegenhouden met een horgaas maar tegen jezelf kun je je niet beschermen. Het kwaad begint bij het doorknippen van de navelstreng. Dat maakt een eind aan de bescherming. Dan begint de strijd om te overleven, de strijd met de grond ( “modder”) en de lucht (“stikken”), met het lichaam, dat “bloedlooiïg vat vol ongemak”, een lichaam zwaar van het bloed. Er lijkt geen vrolijkheid aan maar toch smeekt de dichter om haar “de kleine begeerte” en het “verlangen naar ademtocht” nog niet te ontzeggen. Ademtocht is meer dan lucht die men in- en uitademt, het is ademen als levensbeginsel, de bevestiging van het leven. In een ander gedicht in de bundel heet het dat de mens niet kon weerstaan aan het verlangen “omdat hij een hoofd en een hart had.”
In het tweede deel van het gedicht komen we dankzij die “kleine begeerte” bij het lief wiens lijf “een kleine planeet met miljarden microben is.” De dichter heeft geen smetvrees. Het stel komt op elkaars planeet, wisselt microben uit, ze “wrijven (…) hele stammen tegen elkaar”, om daarna terug te keren “naar gemeenplaats”, naar de gemeenschappelijke, gedeelde ruimte waar men hygiënisch uit kommen eet, waar men de mug en de hommel het huis uit jaagt, waar men zich liever uitdrukt in clichés, bijvoorbeeld over de liefelijke natuur, en zich verwondert over het korte leven van de eendagsvlieg. Dat cliché stelt ons gerust op de een of andere manier, wellicht omdat wijzelf nog veel dagen tegoed hebben? Waren we niet met een vlieg aan dit gedicht begonnen, geen liefelijke vlieg maar een bacteriebom die net als een virus ons geregelde en zorgeloze leven overhoop kan gooien? Hester Knibbe weet waarover ze spreekt, zij beheerde als klinisch-farmaceutisch analiste lange tijd het laboratorium van een ziekenhuisapotheek.
Dit gedicht van Hester Knibbe spreekt zowel het hoofd als het hart aan, bijvoorbeeld door het slimme gebruik van het enjambement dat ons van de ene regel meesleurt naar de andere, over de witregels heen, zonder adempauze. Het gedicht is net als het leven één organische stroom waartegen wij ons niet kunnen verzetten. Het gedicht bevat ook woorden waarop we een tijdje moeten kauwen, zoals bloedlooiig en gemeenplaats. Het spreekt des te meer aan omdat de gemeenplaats nu ook door het COVID-19-virus wordt bedreigd. Het volstaat niet meer om een hor in de ramen te zetten, we moeten de ander mijden als de pest en dat gaat helemaal in tegen het instinctieve verlangen om te leven en dat leven met bacteriën en al voort te zetten.
Organisch
*
Dit leert mij de krant: de vlieg is
een bacteriebom en wij
hebben geen schoon geweten. Dus
overweeg ik horgaas buig het hoofd
deemoedig naar navel, onderzoek of zich daar
mijn euvel bevindt en besluit:
het ligt aan de klem de schaar die mij afsneed van binding.
Sindsdien schrijnen mijn handen en voeten
moet ik door modder weet ik van aarde
en stikken, ben ik
een bloedlooiig vat vol ongemak. Leer mij
nog de kleine begeerte niet af het oude
verlangen naar ademtocht.
*
Zonder smetvrees streel ik mijn lief
hoewel hij zich afgeeft met aarde
en vreemden zijn lijf een kleine planeet
met miljarden microben is. Ook ik
ben bevolkt, we wrijven met huid en haar
hele stammen tegen elkaar creëren
overlopers. Dan keren we
terug naar gemeenplaats scheppen
bedachtzaam voedsel in kommen jagen
mug en hommel het raam uit roemen
de lieflijkheid van de natuur
en de duur van de eendagsvlieg.
Hester Knibbe
Uit: Inzake dit huis, Uitgeverij De Arbeiderspers, 2020