bij de voorstelling van 'Twee Helften' van Tania Verhelst.
In het allerlaatste nummer van het literaire tijdschrift Plebs, ik vermoed in 2014, zag ik voor het eerst werk van Tania Verhelst. Het nummer was helemaal aan haar werk gewijd en bestond uit sprookjesachtige verhalen geschreven met beelden en woorden, met woorden in de beelden. De beelden deden nog het meeste werk en de woorden waren nog geen zelfstandige gedichten. Linda Dejonghe had de bladen kunstig bijeengebonden met rood garen.
En nu in oktober 2020, zes jaar later, ligt hier dan de eerste bundel van Tania, een bundel waarin woorden de boventoon voeren en waterverfbeelden nog slechts de afdelingen scheiden. Een bundel die opnieuw begint met een verwijzing naar Alice in Wonderland, een figuur die zich verwondert over de wereld waarin ze terechtgekomen is.
De bundel heet ‘Twee helften’ en bevat ook enkele gedichten die eerder zijn opgemerkt in poëziewedstrijden of die ontstonden in het kader van het Brugse stadsdichterschap dat zij begin 2018 van mij heeft overgenomen en dat ze op haar heel eigen dynamische wijze heeft ingevuld met veel aandacht voor en betrokkenheid met haar publiek. Terwijl ik nog een beroep moest doen op andere kunstenaars om mijn gedichten zichtbaarheid te geven (wie wil er – zelfs gratis – een gedicht krijgen dat alleen maar uit saaie woorden bestaat?), kon Tania Verhelst haar eigen stadsgedichten verluchten (lucht geven). Zij schrijft niet alleen gedichten, zij geeft ze ook vorm. Ik benijd haar daarom, zeker als ik moederziel alleen in mijn schrijfkamer zit met niet meer dan een blad of een toetsenbord. Tania Verhelst, dames en heren, heeft geen schrijfkamer maar een atelier, met noorderlicht wellicht, waar het ruikt naar verf en inkt. Zij heeft, zo stel ik mij voor, een immense tekentafel en een draaikruk waarmee zij kan rondzwieren. Zij heeft kwasten, in alle formaten, waarmee zij kan strijken, zij heeft tubes waarin zij mag knijpen. Zij heeft bedreven handen. Zij heeft stiften en potloden voor alle mogelijke ondergronden. Juist!
En wat lees ik in het gedicht ‘over de vloeibaarheid van vriendschap’?
we tekenen lijnen op elkaars huid
Zij heeft dus ook stiften om op mensenhuid te schrijven. Ik voel al de tintelingen tot in mijn tenen, maar dan zegt zij:
we tekenen lijnen op elkaars huid: tot hier en niet verder
het zijn dezelfde lijnen waar de chirurg het mes in zet
Op internet lees ik dat Tania Verhelst in een ziekenhuis werkt. Toch maar oppassen met die Tania Verhelst.
Hier ligt dus een bundel die niet in twee helften uiteenvalt en die niet wordt samengebonden door rood garen. De lijm houdt de bladzijden samen en de gedichten houden de woorden samen. Dat is nodig want mensen blijken uiteen te vallen, zij blijken een naad te hebben, ze zijn niet compleet en intens op zoek naar een wederhelft. En als ze dan al een wederhelft gevonden hebben dan kan er van alles misgaan.
Neem bijvoorbeeld het mooie gedicht: bespiegelingen op een bruidstaart.
Pro memorie: een bruidstaart wordt traditiegetrouw geserveerd op een huwelijk. Een huwelijk wordt met beider instemming kerkelijk of burgerlijk ingezegend op een ogenblik dat het goed gaat tussen de wederhelften: en dat voor immer en altijd.
Aan het woord in dit gedicht is niet het bruidspaar maar de suikeren bruid die op de taart staat. Het suikeren bruidspaar is een afspiegeling van het eigenlijke bruidspaar, en het lot van het suikeren bruidspaar lijkt ook een voorafspiegeling van wat het echte bruidspaar te wachten staat:
straks gaat het licht uit en steekt een man wat sterren aan
zet hij het mes in onze tuin om wat Een is te verdelen
over duizend plastic borden en wij zouden kunnen huilen
maar wij lachen voor de foto’s
jij in je pak van drop en ik in mijn jurk van suiker
Met andere woorden van in den beginne, op de bruiloft al, gaat het mis, wordt versneden wat bij elkaar hoort. De suikeren wederhelften die
…hand in hand
schijnbaar dolgelukkig in het veel te felle licht
staan te smelten
Wat feestelijk is wordt door Tania in Wonderland - op z’n minst - in vraag gesteld. Het bruidspaar werd de zaal ingedragen – Les lacs du Connemara van Michel Sardou schalde door de luidsprekers terwijl de gasten met hun zweetoksels en met hun witte servieten zwaaiden - maar dan gaat onverbiddelijk het mes erin.
Net zoals de chirurg het mes zet op de lijnen die op je huid worden getekend.
De wereld heeft een naad, evenaar genaamd, een paasei heeft een naad, we hebben een haarscheiding, een dag bestaat uit twee helften (dag en nacht), net als onze hersenen en soms worden we van elkaar gescheiden door een (computer)scherm. .. En als we afgesneden zijn, hebben we fantoompijn of littekens.
God heeft de aarde en de mens gemaakt met een lasnaad. 3D was toen blijkbaar nog niet uitgevonden.
In het gedicht ‘tocht’ schrijft Tania Verhelst
…als je een bon uitknipt
komt er een gat voor in de plaats
Met die bon hoop je iets te winnen, maar je krijgt er wel een gat voor in de plaats. Vandaar dat het in een mensenleven kan tochten en dat je een teckel voor de deur moet leggen.
In een ander gedicht (‘wat er van het zilver is’) zegt de dichter over een huwelijk: de schaar (En wat doet een schaar? Juist: knippen!), de schaar “vliegt boven onze hoofden” en even verder in dit gedicht herinnert de ik zich een porseleinen pop die zijn ogen sloot als je hem neerlegde. De ‘ik’ deed dat zo vaak dat het mechaniekje niet meer werkte waarop de ‘ik’ dan maar zijn kop eraf schroefde: op die manier krijg je natuurlijk ook twee helften.
Wie enerzijds twee helften zegt, impliceert anderzijds ook snijden, knippen of uit elkaar trekken: dat zijn pendanten, het hoort bij elkaar. Wat samen is, wil de mens scheiden of in stukken snijden en wat gebroken is wil de mens lijmen of weer repareren. Maar na het knippen is het niet vanzelfsprekend om de twee helften weer aan elkaar te naaien (al dan niet met rood garen), om ze weer naadloos op elkaar te laten aansluiten: de kop en de porseleinen pop noch de wederhelften zullen ooit weer dezelfde zijn als voor de breuk.
Bloemen (ik citeer)
…staan op afgeknipte voet te sterven in hoog water
en wij maar zeggen hoe goed zij er niet uitzien, hoe goed wij er niet uitzien
tot onze kin in hoog water altijd op zoek naar een plot, een motief of een tandwiel
maar passen doen wij niet
De mens is net als een afgeknipte bloem in een vaas, ten gevolge van het doorknippen van de navelstreng op weg naar het onvermijdelijke einde, zoekend naar een manier om dat een zin te geven, proberend om een plaats in een verhaal te verwerven, proberend om zich in te passen in een groter geheel. Het tandwiel solliciteert naar een goede plaats in het raderwerk. Het tandwiel wil nuttig zijn en zoekt het andere tandwiel waarin het past en waarmee het kan functioneren. Zoals een stopcontact bestaat uit een vrouwtje en een mannetje. Geen stroom zonder elkaar.
“Ach, jullie zijn toch niet meer dan een pak kaarten”: zo citeert Tania in het begin van haar bundel Alice in Wonderland. In een titelloos gedicht schrijft Tania Verhelst, verwijzend naar de kaarten van Vrouw en Heer
…onder de gordel van elke helft is geen geslacht
en over de rand van de spiegel val je niet samen met die ander
De Vrouw en Heer van de speelkaarten hebben geen geslacht. Zij spiegelen zichzelf in complete perfectie, vallen volledig samen met zichzelf maar in geslachtloze eenzaamheid. Ze zijn hun eigen wederhelft.
In het gedicht ‘waar het stil is’ komt een stel voor waarvan de dichter zegt
ik ken geen stel dat elkaar zo graag ziet
Het gaat echter om een blind stel dat met witte stokken “als één dier met twee voelsprieten de stoep aftast”. Dus dat heel graag zien is in elk geval niet letterlijk te nemen. En dus lijkt het ironisch dat net deze mensen zo’n goed koppel zijn.
Maar tegelijkertijd is het ook waar: deze mensen zijn inderdaad één lichaam geworden “één dier met twee voelsprieten”, hun radertjes passen perfect in elkaar, ze zijn een mechaniek dat werkt, ze zijn elkaars spiegelbeeld.
Twee helften - uitgeverij De Zeef ISBN: 978-94-93138-25-4