Hier woont een vrouw.
In haar schort een zweem van melk en kruiden.
Achter de smalle breedte van haar heupen staat een kind,
het hoofd in één lijn met een rug die vraagt om troost.
De vader komt en gaat,
gemis kleeft verf in hoofden.
Dag na dag openen ze deuren,
wachten tot de wind naar buiten en naar binnen waait.
Hij is het dak dat van het huis verdwenen is.