U wilt een kenschets van de dichter op
latere leeftijd? Hij is thuis in zijn metier,
is (te) belezen, zit de lezeres nu dichter op
de huid dan ooit, hij weet dat hij haar mee-
voert, naar de diepte, weg doet dromen, dat
concreta strenger dan abstracta zijn, dat ‘jij’
haar het idee kan geven mee te lezen in wat
voor haar ogen niet bedoeld kan zijn, dat zij
door geuren, kleuren, muzikaliteit haast on-
gewild wordt meegenomen door de tijd. En
ondanks al zijn vakmanschap is hij alleen,
is hij nog net zo eenzaam als voorheen.
Paul Bezembinder
Wat valt er hier nu in de Roer-brievenbus? Gedichten van Paul Bezembinder. Bezembinder, heerlijke naam. Gedichten die mij geweldig bekoren. En ik weet waarom. Want wat schrijft Paul Bezembinder in zijn meegestuurde bio? ‘In zijn poëzie – dat schrijft hij dus over zichzelf, in de derde persoon, maar dat hoort zo in een bio – zoekt hij vooral in klassieke versvormen en thema's naar de balans tussen serieuze poëzie, pastiche en smartlap.’
Serieuze poëzie, pastiche en smartlap? Jandorie, Bezembinder, I like that! Had ik Facebook, Instagram of hoe heten die dingen allemaal, dan vroeg ik je sito presto om vriendjes te worden, maar helaas moet ik zeggen dat ik schijt op de sociale media. Oorspronkelijk goedbedoeld verwerden ze alras tot brandversnellers voor polarisatie, discriminatie, haatspraak, narcisme en complotdenkerij.
Bezembinder is een dichter die zicht richt tot de dichters die alleen ‘serieus’ op hun menu hebben staan, even kucht en daarna met luide stem declameert: ‘Serieus, al goed en wel, maar er moet een scheut pastiche en een geut smartlap bij, anders lust ik het niet!’
Paul Bezembinder publiceerde sinds 2018 drie dichtbundels die aan mijn aandacht ontsnapten. Ze lagen ondergesneeuwd in de immense hoop verzenbaksels van de ‘serieus-only’-maffia, waardoor ik ze niet vond. Sorry, ik neem dat van die verzenbaksels terug, ik liet me even gaan. Ik wil maar zeggen, de poëzie van Bezembinder mag er wezen en dat is een eufemisme.
Ter zake. In het gedicht ‘De spiegels’ richt hij zich meteen tot de lezer. Of die een kenschets van de dichter op latere leeftijd wil? Natuurlijk wil die dat niet, maar de lezer heeft geen, maar dan ook geen enkele inspraak in de totstandkoming van een gedicht. Die kenschets zal hem door de strot worden geramd. Neen als antwoord is echt geen optie. Een kenschets van de dichter op latere leeftijd, geschreven door een dichter op latere leeftijd is natuurlijk de kenschets van die dichter zelf. Bezembinder vraagt dus eigenlijk: mag ik me even voorstellen, poëtisch gesproken?
‘Hij is thuis in zijn metier, / is (te) belezen,’. Bezembinder start met de beknopte samenvatting van wat een degelijk dichter precies is. Eén: hij schrijft en doet dat uitstekend, en twee: hij leest, veel, heel veel. Let op de ‘te’ tussen haakjes. Kun je te belezen zijn? Wat zijn de symptomen? Mogelijk gaat dat lezen ten koste van een sociaal of erger nog een liefdesleven.
Een mannelijke, heteroseksuele dichter schrijft voor de vrouwtjes, niet meer en niet minder. Eindelijk een dichter die dit onverbloemd durft toe te geven. Het gaat om de lezer en die lezer is immer en altijd bij voorkeur een zij. Het scrotum van een mannelijke, heteroseksuele dichter krimpt ineen bij de gedachte dat zijn grootste fan een 80-jarig, dement, kwijlend mannetje is, dat in een woon- en zorgcentrum verblijft en zich op geruite pantoffels rollatorgewijs door de gangen voortbeweegt, met steevast een grote pisvlek ter hoogte van zijn kruis, waar anders?
En dan volgt de body van het gedicht. Bezembinder schakelt hier een versnelling hoger en etaleert, welja, zijn metier. De dichter weet, of beter, beeldt zich in, dat hij die lezeres alle hoeken van de pagina laat zien. De dichter droomt zichzelf als een ridder die, galopperend op zijn onstuimig paard, om de zoveel hoefslagen langs de warme flank van het dier glijdt om links en rechts een dametje rond haar middel vast te grijpen en op zijn ros te hijsen.
Misschien is dit een al te zeer gekleurde lezing, is Bezembinder helemaal niet het type dat zich in het metoo-tijdperk laat verleiden tot dit soort onbehoorlijke gedachten, maar geef toe, het is een interpretatie als een ander en een niet onaardige bovendien.
Zoals het hoort loopt dit verhaal slecht af, blijft de dichter, als de droom aan diggelen valt, wat dromen altijd doen, met zijn rottig vakmanschap eenzaam en alleen achter. Dat zal hem leren, de dichter. Rockster, piloot, minister-president of sugar daddy was te hoog gegrepen zeker?