Iris Mák
De mot en de koning
Gelukkig weet de mot niet dat we hem geen vlinder noemen dat hij vergat mooi te zijn was zijn misdaad en doodvonnis
tussen raam en rolluik vindt zijn harige lijfje beschutting tegen de regen ik laat het achtzaam toe hij waant zich veilig en ik beslis hem te sparen iemand moet zich het ongedierte aantrekken