gevat in mythes en sprookjes

Over Bolster van Elise Vos
Deze bundel ligt al een paar maanden onaangeroerd bovenaan op een stapeltje. Waarschijnlijk uit schrik dat ik hem niet zou begrijpen. Maar dat bleek (deels) onterecht toen ik Elise Vos onlangs een aantal van haar gedichten hoorde voorlezen.
De titel intrigeert. Een bolster kan iets inkapselen, beschermen, of zelfs afschermen. Hij kan stekelig zijn of nog in de hand te nemen.
Op de prent eronder omhelst een roodkappig vlekje met een kinderhoofd een best knuffelbaar uitziende wolf. Maar is die wolf wel zo lief en waarom vergaan zijn contouren in het hoge groene gras achter hem, terwijl het kinderlijfje in bloedspatten uitloopt? Intriges waarop maar één antwoord mogelijk is: de cover omslaan.
Kind
In het eerste gedicht wordt het maken van een baby clever aan het bouwen van een huis geknoopt (“ondergrondse leidingen dragen DNA / van twee vaders geleden”), maar helaas loopt er daarbij iets mis (“de funderingen kraken”). “Een kind maak je niet opnieuw”. Dat komt binnen als een sloophamer.
In de daaropvolgende cyclus, “Huis, tuin en keuken”, is er sprake van een zij: “zij laat zich weken in suiker / koelt ondersteboven in een open bokaal”. Daar zie ik onvermijdelijk het beeld van een pril kindje in een bokaal in, maar hier is het de zij - de moeder - en de bokaal is open. Ze ligt ondersteboven, wat ik associeer met verslagenheid, lusteloosheid en zelfs levensloosheid.
De zij naait zich knopen in de ogen, zoals in 'Coraline', maar ook bij teddyberen. Verder is het een echo van de muntstukken die op de ogen van een overledene werden gelegd, wat het beeld van levensloosheid kracht bijzet. De zij mijmert over een andere manier om een kind te krijgen. Via een rituele lentedans, dan groeit het, zoals bij Zeus, hopelijk uit haar hoofd:
misschien moet ze nieuw zaad
in de moestuin planten
er met linten omheen dansen
en groeit dan het kind uit haar hoofd
gestaag de wereld in
Of misschien via een dubieuze deal met een onbetrouwbare “god die haar bij ochtend / alweer is ontsnapt”:
op de bloemkool groeit een jongenshoofd
ze draagt het mee naar binnen
daar klimt het over de koelkast
over haar lijdzame muren
traag als een spin
Winter
'Winterhard' is de titel van de tweede cyclus. Winterharde planten overleven zonder enige vorm van bedekking - of bolster - de winter. Opnieuw heel veelzeggend en gelaagd.
In 'Bomen I' is er een je die zich toedekt met boeken, daarin een vlucht of afleiding zoekt. In het hoofd van de ik plant de je een scheut en moedigt de sapstroom aan. De ik eindigt:
en wie weet val ik ooit uit elkaar
in een hoopje beschreven bladeren
dat je zal samenharken tot een nieuw boek
Er is voorzichtige hoop:
ik lig naast je te bloeien als je slaapt
bijna als vanouds
De ik schrijft het hele gebeuren van zich af, schrijft een "kindje":
terwijl bladzijden als zwammen
uit mijn ribben groeien, kijk je toe
aan mijn wortels kraakt de omslag van ons kind
Anderen (de ouders?) bieden weinig troost, maar wat kunnen ze onbeholpen zeggen over zo’n immens verdriet? “Alles zo snel mogelijk terug naar het oude” kan niet zo een-twee-drie.
de telefoon alleen op zondagavonden rinkelt
voor telkens hetzelfde gesprek
Zeker na dit:
kijk niet naar de scherven onder je voeten
de verdronken vis in de vijver
of op zolder de strop
voor ons hebben ze geen betekenis
wij zijn winterhard
Dat zijn schrijnende, krachtige regels waarin een overweldigende tristesse, zelfs een depressie, en een doodswens zitten gebald. Dít is poëzie: enorm veel zeggen in slechts enkele regels.
Of nog: "vroeg of je vleugels twee mensen konden dragen".
De dood waart in alle kieren:
hoe dan ook, hij vond je kamer niet
ondanks het licht van de lamp onder je deur
Het blijft jammer genoeg niet bij het ene kindje:
laten onze eieren koud in de wind
...
drie leeggelopen kinderkamers
“De ene keer was het een zoon / de andere keer een dochter / een enkele keer al dood”.
Niet alleen kinderen hebben liefde, aandacht en warmte nodig, ook - en misschien soms net iets meer - volwassenen:
misschien zijn we wel wintermoe
onze vleugels dichtgevroren
tot vuisten diep in slaap
we dromen van dieren in dikke pelzen
opgerold in een ondergronds hol
Het ondraaglijke verlies leidt uiteindelijk tot een ik en een je die elk hun eigen weg gaan:
hier groeit iets in de muren
het begon in de slaapkamer
waar we scheiding uitspraken
Maar natuurlijk niet zonder spijt:
hadden we maar geweten hoe
wat zich hardnekkig opdrong
af te weren zonder onze handen
te schaven aan elkaars adem
De ik en jij “hadden zo hard gewerkt / om vruchtbare grond te kweken”.
Dreiging
In de derde cyclus ziet de ik toe hoe - vermoedelijk - een ouder familielid zienderogen aftakelt door dementie:
terwijl ik je op schoot nam
een ouder kind met wartaal in de mond
Daarna duikt in twee gedichten de figuur van Baba Jaga op, in de Slavische mythologie een soort oude bosgeest of heks die in een hut op kippenpoten woont en een jaar ouder wordt telkens als iemand haar een vraag stelt. Ze vliegt door de nacht in een vijzel die ze aanstuurt met de stamper. Haar chemtrailsporen veegt ze met een bezem van zilverberk uit. Baba Jaga maakt soms samen met haar drie zussen deel uit van een triade - de Moeder, de Maagd en de Oude vrouw (vandaar: Maiden, Mother, Crone). Baba Jaga wordt in één verhaal ook in een kraai omgetoverd. Bedankt, Wikipedia!
Ook hier is Baba Jaga een dreigende gestalte:
in de hoek van de kamer lacht Baba Jaga
haar ijzeren tanden bloot
Vrouwen zijn vaak ondoorgrondelijk voor mannen die nostalgisch zijn naar de goeie, ouwe tijd:
kamers fluisteren gebeden
waar mannen het gemis naar de tijd
dat bruiden nog sluiers droegen
in bulk verkopen
En als vrouwen te veel opzien baarden, werden ze soms het water in gegooid om te zien of ze geen heksen waren. Bleven ze drijven, dan waren ze heksen en werden ze alsnog gedood. Zonken ze, dan waren ze onschuldig, maar helaas al dood:
iemand werpt een vrouwenlichaam in het water
gelukkig zinkt het als een zak stenen
zijn we allen onschuldig
Niet alleen Baba Jaga is dreigend:
naar godentenen en toorn klimmen we toe
tot iemand opmerkt dat de wolken hard blazen
je hoort zijn stem wel, zijn woord de klank van een beest
onze hut valt in spaanders uit elkaar
Bolster
In een literair werk kunnen telkens terugkerende woorden je helpen om het leidmotief - of de rode draad, zo je wilt - op te sporen. Passen we dat toe op “Bolster”, dan valt de terugkeer van woorden zoals “toedekken” en “inmetselen” op die naadloos aansluiten bij de titel:
uiteindelijk raakt je hoofd je knieën
tot je verhardt tot de pit van een vrucht
Bescherming komt in laagjes, tot die wegvallen: “mannen … graven door onze kleren heen / ze fluisteren elke laag bescherming weg”.
Verderop gloort een nieuwe liefde voor de ik aan de horizon. Die biedt op zijn eigen manier bescherming. Misschien zorgt hij ervoor dat “we ooit nog terugvallen op vier poten”.
Wolf en kind
De wolf en het kind in een verstrengeling op de coverprent is niet zo abnormaal. Ze zijn verenigd in hun angst voor een onbestemde hij:
vroeger huilden wolven en kinderen
steeds wanneer hij zich liet zien
De wolf keert vaak als hond terug. Een hond is een trouwe companion (hondstrouw) die intuïtief aanvoelt wanneer er iets met zijn baasje of bazinnetje scheelt. Je hecht je er enorm aan en hij is bij je, tot de dag dat je hem moet afgeven:
de hond had zijn mand weggesleept
we vonden hem.opgekruld bij de brievenbus
het leek alsof hij op iets wachtte
…
toen er een auto stopte, stapte hij zonder omkijken in
Een andere mogelijkheid is dat het kind en de verongelukte hond elkaar in het hiernamaals omhelzen.
Fenix
De vijfde cyclus heet 'Kroniek van een verrijzenis', wat onvermijdelijk beelden oproept van Christus, maar ook die van de mythische vogel of fenix. Hier is het eerder het laatste:
daarom kiezen we elk
een gevallen vogel
bergen hem onder onze jas
om hem te begraven
op onze bestemming
En:
als vanzelfsprekend duwen vleugels
zich door onze huid heen
om ons op te tillen
boven hun verbijsterde ogen
Besluit
Ik ben iets wijzer geworden na het lezen. Het kind en de wolf werden bedreigd door iets onheilspellends, dat echter niet uitging van de wolf. Dat dreigende, onheilspellende, die schaduw die over een mensenleven wordt geworpen, tracht de bundel te vatten in mythes, sprookjes en meticuleus gekozen woorden. Elk gedicht vormt een klein, geheel nieuw verhaal waarin verrassend wordt gespeeld met gekende elementen. Ontroerend, schrijnend, met een geheel eigen stijl. En aan het einde wordt de lezer nog eens bedankt voor de aankoop in een apart gedicht. Enorm geapprecieerd!
Ik kijk uit naar meer.