top of page
  • Foto van schrijverIris Wynants

54

Wat wij niet hoorden, voelden wij toch

alsof de hitte ons van binnenuit bekroop

en ons bloed als slagen van een almaar stillere trom

liet kloppen, liet kloppen, liet uitslaan.


Het was hier dat wij onze onschuld aflegden.

Schrijfgerief op de tafel, een broek over de stoel

knikkers en lege snoepzakjes verspreid

over de vloer en daartussen wij, trachtend

elkaar aan te raken en tegelijk de zee


in onze oren maar af- en aanrollen onder schelpenhanden.

In onze lijven was het heet, maar ons was niet geleerd

hoe daar te blijven dus koelden we onze wangen

aan de tegels en negeerden het knisperen


van snoepwikkels tussen onze vingertoppen

negeerden de brand en hoe die zich een weg baande

zuurstof verloor, op ijs botste, doofde. Een wonde

als van een losgescheurde placenta achterlatend.


Stroomt het bloed uit de tijd als je wacht?


We sorteerden knikkers volgens grootte

dempten ons gapende lichaam en stonden op

om achteraan de file aan te kunnen sluiten.


uit de reeks: Gruis

bottom of page