Ik luister hoe zeeën, rivieren en autosnelwegen
grofweg hetzelfde klinken: als een instrument van stroming.
De stroming is een soort alpenhoorn die ergens in een berg begint
en met de krimpende longen van gletsjers wordt bespeeld.
Het vuur in de jerrycan is nog vloeibaar
haast menselijk hoe het klotst vanbinnen.
Ik ben een violist die een vonk ontlokt aan een doosje
ik streek een potlood langs een boek.
Het vuur klinkt als de trompetsolo
die de lucht altijd al wilde spelen (nadat hij Miles Davis had gehoord)
Niemand zei dat het gecremeerde stuk van ons
ook eerst geamputeerd moest worden.
Waar de rivier een bocht maakt
stroomt hij terug richting de zee.
Brandend vlees klinkt als barende moeders
het ruikt verdacht hard als barbecue.
uit de reeks gruis