de beminde held schuift in zijn plicht
en in koude pantoffels. zij slaapt
rimpels uit in gedweeë lakens
zacht sloft hij weg, stoppels
scheert hij glad, de borstel gaat over
de nasmaak van gisteren
klamme dracht gaat uit
wat kleeft spoelt weg
droog vraagt om verse kleren
een appel ligt voor haar ochtend klaar
hij hapt naar een verteerbare dag