top of page
  • Foto van schrijverPhilip Hoorne

Wopko Jensma

(in 1993 voor het laatst gezien)


hij verdwijnt en gaat niemand weet waarheen

het laatste dat men hoort is het dichtslaan

van een achterdeur van een nachtopvang in

johannesburg aldus zijn slapie van die nacht


de maan staat laag een jakhals huilt een man

gaat weg en wordt niet meer gezien geen geest

verschijnt om zijn pad te verlichten zijn stap

gesmoord in versleten schoenen op weg naar


zijn poëzie is jazz zijn huwelijk met een zwarte

vrouw een ultiem protest tegen apartheid in een

onderwereld van bovenbazen waarin geen plaats

is voor Wopko Jensma tussen witte smerigheid


uiteindelijk verdwijnt met hem na jaren dit land

waarin hij ongelukkig is en zwerft als een nomade

in de mist van het dodenrijk van zijn keuze

laat mij zijn gids zijn, geestverwant in deze mondiale

uitdragerij




Wie Wopko Jensma (of Wepko Jonsma, of Wapko Jansmo) is interesseert mij geen reet. En u ook niet. Uw leven zal er niet beter op worden als ik u vertel dat het een Zuid-Afrikaanse dichter is – dank u, mevrouw Google. Hij verdween in 1993 zonder een spoor na te laten. Interessant genoeg voor een documentaire op Canvas, maar is het dat ook voor een gedicht?

De eerste strofe vind ik sterk. Ik zou opteren voor ‘laatste wat’ in plaats van ‘laatste dat’. Dat hij in de eerste regel eerst verdwijnt en dan pas gaat, dat had beter gekund, maar ik houd van die achterdeur die dichtslaat, van het woord ‘nachtopvang’ en vooral van ‘slapie’. ‘Slapie’ maakt de strofe af. Goed gedaan. Geen hoofdletters, geen interpunctie, geen last mee, zo schrijf ik ze ook meestal, ik vind het allemaal best.

Ook de tweede strofe is lang niet mis. Wopko is inmiddels via de achterdeur naar buiten geglipt, staat onder de lage maan, en ergens zal er wel een jakhals zijn keel hebben opengezet om het dramatisch effect wat op te krikken. Er wordt nog eens gezegd dat hij weggaat, de herhaling als stijlfiguur, waarom niet. Meer zelfs, hij gaat niet alleen, hij wordt niet meer gezien. Het einde van de tweede strofe eindigt abrupt met een niet afgemaakte zin. Hij is op weg naar … wie het weet, mag het zeggen.

Heb ik al gezegd dat Wopko een blanke dichter is? Dat heb ik niet. Daarom, niet onbelangrijk, Wopko Jensma is een blanke dichter. Het jaartal 1993 is evenmin onbelangrijk. In de eerste helft van de jaren negentig ging de apartheid op de schop. De jonge lezertjes, die niet weten wat de apartheid was, verwijs ik naar mevrouw Google. Het klinkt gek dat ik dat schrijf – wie kent immers de Zuid-Afrikaanse apartheid niet? – maar die hele omwenteling dateert ondertussen al van bijna dertig jaar geleden. Semi-oude knarren als ik moeten er nu eenmaal rekening mee houden dat er in Vlaanderen en Nederland menselijke wezens rondlopen die nooit een aflevering van Toppop hebben gezien, Jan Ceulemans nooit hebben zien voetballen en denken dat Nelson Mandela die gespierde danser in dat nette, witte pak is in de videoclip van Uptown Funk van Bruno Mars.

Dat moet ook Gerard Scharn gedacht hebben. Die moet gedacht hebben: ik ben hier bezig een niet onaardig gedicht te schrijven, maar moet ik het niet een beetje duiden? Neen, man, niet doen! ‘Zijn poëzie is jazz’, slaat nergens op, maar dan: ‘zijn huwelijk met een zwarte / vrouw een ultiem protest tegen apartheid in een / onderwereld van bovenbazen waarin geen plaats / is voor Wopko Jensma tussen witte smerigheid’. (Onderwereld van bovenbazen? Ach, sodemieter toch op met dat soort van ‘slimme’ vondstjes.) Veel te brutaal komt dat overbodige lesje Zuid-Afrikaanse politiek voor beginners zijn plekje opeisen na die twee eerste schuchtere kwatrijnen, waarin Wopko op kousenvoeten naar buiten sluipt. Resultaat van dat uitleggerig zijn? Gedicht kapot! Jammer. De vierde strofe is een kromzin en de vijfde is gewoon krom zonder een echte strofe te zijn.


bottom of page