Een dagpauwoog landt op de sneeuwwitte muur
citroengele bloemen wiegen zacht
kauwen pikken zaadjes in het gras
dauwdruppels rollen over het blad
een schoolbel luidt voor niemand
Thailitha Cracco
dichter van het Wit Huis
Hoe kan je aan een blinde of slechtziende persoon uitleggen wat een muurbloem is? Dat geluiden een heel voorname rol spelen in het gedicht is geen toeval. Het Wit Huis is een historisch gebouw met een witte muur als afscheiding tot de buitenwereld. Bloemetjes op een muur wekken een hele dierenwereld tot leven. Dat vertaalt zich ook in de structuur. Vier gelijkaardige regels eindigen telkens met een korte a-klank. Bij de laatste regel ligt de klemtoon op de eerste lettergreep wat de nadruk legt op het rinkelen van de schoolbel die weergalmt over een lege speelplaats. Halverwege volgt een rust die nogmaals de stilte in het licht stelt – de bloemen wiegen zacht, met andere woorden er is een kleine bries; de kauwen kan je nauwelijks horen trippelen terwijl ze zaadjes pikken; laat staan dat je de dauwdruppels van het blad hoort rollen; de schoolbel zal misschien even de vogels opschrikken maar het beeld blijft dat je bijna de dagpauwoog kan horen landen op de muur.
Geert Viaene
Zeg geen vlinder tegen een dagpauwoog. Zijn naam is al een gedicht. Hij landt als een symbool van gewichtloze vreugde, met oogvlekken en oranjerode vleugels op een maagdelijke muur. Vlinders worden vaak verheerlijkt en krijgen soms de status van engelen, nimfen en prinsessen. Zelden zal je een gedicht vinden over de vieze roltong van de vlinder en zijn monsterachtige kop. Hoeveel vlinders werden al bezongen door verliefde meisjes die dartelen met een suikerspin in een wilde bloemenweide? Niet deze dagpauwoog die zijn kleuren aftekent op een witte muur. En dan begint het nog maar. De dichter zet vier eenvoudige beelden neer in vier korte regels. Citroengele bloemen, de zwarte kauwen en de rollende dauwdruppels zetten het beeld kracht bij. Een sober palet. De dichter rondt het stilleven af met een schoolbel op een verlaten schoolplein. De kinderen zijn afwezig. Niets kan de stilte van deze dagpauwoog verstoren.
Wim Vandeleene
Met een penseelstreek om u tegen te zeggen opent de dichteres haar poëtisch stilleven. De titel is een rustpunt, de auteur van dit rustpunt geen vlinder die zoals bij de Lamartine tegen de achtergrond van een azuurblauwe hemel opvliegt of zich halfdronken fladderend van bloem naar bloem met zijn roltong tegoed doet aan nectar, maar een dagpauwoog die eenvoudigweg landt op een sneeuwwitte muur. Die maagdelijke witte muur wordt in één en dezelfde beweging - door toedoen van de vlinder – kleur en ogen toegedicht. Ogen waarmee ons als lezer de aanblik wordt gegund van een idyllisch natuurtafereel dat door de zorgvuldig gekozen werkwoorden tot leven komt. De citroengele bloemen, zo-even vermoedelijk nog lieflijke gastvrouwen voor een enthousiaste bezoeker, wiegen nu zacht in de wind. Wat verderop de gedrongen, zwartgemutste kauwen die met hun korte, donkere snavel het groene gras doorboren. De dauwdruppels die in het licht van de ochtendzon oplichten en over het blad rollen. Het bucolische plaatje is één en al harmonie. De natuur is in balans. Op de achtergrond luidt een schoolbel, maar brengt niets teweeg. Geen gejoel van uitgelaten kinderen die de dag weer in een stroomversnelling brengen. Geen teken aan de wand dat er iets te gebeuren staat. Het stilleven ís het hele gebeuren. Dat de lezer tegen het einde van het gedicht – net als de dagpauwoog – heeft doen landen op een sneeuwwitte muur. Voor een moment van rust.
Edward Hoornaert
Rinke Tolman was een Fries dichter en veldbioloog die woonde in Soest (Nederland) die er op stond dat er na zijn overleden (in 1983) een soort fonds werd opgericht dat het schrijven van poëzie stimuleert. De gemeente Soest benoemde hem tot ereburger en looft sinds 1993 deze driejaarlijkse Rinke Tolman-poëzieprijs uit. Hoe zijn we tot dit gedicht gekomen?
Het is de bekroning voor een jarenlange samenwerking met verschillende organisaties. Van bij het begin wisselen we ideeën en verhalen uit met verenigingen die poëzie-evenementen op poten zetten. In het Wit Huis staat het singuliere van elke bewoner centraal. Concreet betekent dit dat we als begeleiders op zoek gaan naar de eigenheid van elke persoon. Waarover spreken zij, waar situeert zich hun verlangen en hoe kunnen wij hen helpen in het kiezen van een traject om samen de weg uit te tekenen in onder andere de ateliers. Hoe gaat hij of zij om met tekorten, welke onderwerpen halen ze aan die verband houden met hun relatie tot hun lichaam, wat gebeurt er met hen als ze iemand verliezen, als hun programma wijzigt en vooral wat doet dat met hen? Door wat zijn zij getekend Het beluisteren van elkaars ideeën en teksten kan een eerste aanleiding zijn tot het losweken van een eigen verhaal. Voor we de stap zetten om naar de buiten te stappen leggen we contacten met partnerorganisaties al is het maar om inspiratie op te wekken.
Met de bewoners werken we ook elk jaar mee aan de Poemtatawedstrijd van Paul Vergauwe (we mogen onze bundel ‘’t Wit Huis moet in ’t bad vandaag’ voorstellen in Ertvelde en inkleden met een muzikaal optreden). In 2020 is één van de bewoners laureaat in de wedstrijd en behaalt de tweede plaats (het gedicht zelf komt in een later artikel aan bod) .
Geert Viaene