vertaling
What We Don’t Know
Ruth Stone
It is Wednesday. My day off.
The neighborhood quiet.
My cats pulse, tails up,
like submarines scanning the surface.
Last night through the lifted window,
melting snow released an ozone sting.
Last night I twisted in the arms
of a heavy book on radioactive pollution.
I have gone through its troubled corridors.
In its inner labyrinths, I have eaten
the survivors, the mutilated bodies,
the cancers of children; like fruitcake
sliced in the kitchen at 3 A.M.;
all this only whets the appetite;
the insomniac leaning
against the doorjamb.
Now it’s 11 A.M. on Wednesday;
the area, ordinary, as usual.
Fog beads along the wires.
Last night’s implant in the brain,
useless information after the facts,
like the gradual glitch of shifting faults,
almost unnoticed; in the way
two birds streak through the air,
in the wing language of April,
above them the dark metaphor
of two soundless fighter jets.
Wat we niet weten
Het is woensdag. Mijn vrije dag.
De buurt rustig.
Mijn katten sluipen rond, staarten omhoog,
als onderzeeërs die het oppervlak aftasten.
Afgelopen nacht liet de smeltende sneeuw
een ozon stanklucht los door het opengezette raam.
Afgelopen nacht wrong ik me in alle bochten
in een ernstig boek over radioactieve vervuiling.
Ik ben door zijn moeilijke wandelgangen gegaan.
In zijn binnenste doolhoven heb ik de overlevenden
opgegeten, de verminkte lichamen,
de kankers van kinderen; als een vruchtencake
in plakken gesneden om 3 uur ’s nachts in de keuken;
dit alles prikkelt de eetlust alleen maar;
het slapeloze leunen
tegen de deurstijl.
Het is nu woensdag, 11 uur ’s ochtends;
de omgeving gewoon als altijd.
Mistdruppels parelen aan de draden.
Wat afgelopen nacht in de hersenen werd ingeplant,
nutteloze informatie na de feiten,
als de geleidelijke storing van verschuivende misrekeningen,
bijna ongemerkt, op dezelfde wijze als
twee vogels door de lucht flitsen,
in de vleugeltaal van april,
boven hen de duistere metafoor
van twee geluidloze gevechtsvliegtuigen.
vertaling: Joris Iven | Peter van Beek
Ruth Stone is geboren als Ruth McDowell op 8 juni 1915 in Roanoke, Virginia, en ze is op 19 november 2011 overleden in Ripton, Vermont. Ze heeft haar drie dochters alleen opgevoed en voorzag in haar levensonderhoud door “creatief schrijven” te doceren aan verscheidene universiteiten, onder meer in Illinois, Wisconsin, Californië en New York.
Ze schreef dertien dichtbundels: In een regenboogkleurige tijd (1959), Topografie en andere gedichten (1970), Goedkoop: nieuwe gedichten en balladen (1972), Ongekende boodschappen (1973), Amerikaanse melk (1986), Tweedehands jas: nieuwe gedichten en een keuze (1987), De oplossing (1989), Wie is de muze van de weduwe? (1991), Eenvoud (1995), Gewone woorden (1999), In de volgende Melkweg (2002), In het duister (2004), Waar het in de liefde om gaat: nieuwe gedichten en een keuze (2008).
Ze kreeg diverse prijzen en onderscheidingen. In 2002 werd ze bekroond met de National Book Award en de Wallace Stevens Award. In juli 2007 werd ze benoemd tot poet laureate van de staat Vermont, waar ze leefde, in het noordoosten van de Verenigde Staten.