Man van Tollund
Nog steeds in een diepe droom verzonken,
jongen en oude man in een,
verlegen en vrijmoedig, beschut door gevlekt licht.
Rimpels op je voorhoofd verlopen als inkt op nat papier,
je huid donker als de klamme grond die jou omsloot.
Het gewicht van jaren heeft jou niet bedrukt.
Genoemd naar een land van later, ruimde de bossen
van Thor plaats voor een woud van stenen en glas.
Losgewrikt uit de bodem die je droeg,
drooggelegd en met halfopen ogen
glimlach je een vreemde wereld in:
het laat je koud.
Steven Van Der Heyden
uit: Filigraan - uitgeverij P (2023)
Ergens halfweg vorige eeuw ontdekte een Deense turfsteker een mannelijk veenlijk. Het bleef zo goed bewaard dat men hem een naam gaf waarmee hij de gechiedenis in ging. De man van Tollund. Een archeoloog wees uit dat hij al 24 eeuwen oud was. Hij stierf als dertiger, rond 350 voor Christus, toen Alexander De Grote nog met tinnen soldaatjes speelde en aan zijn veldtocht moest beginnen, in de ijzertijd. Je zou verwachten dat sindsdien alle sporen voorgoed zijn uitgewist. Toch niet. Want we weten ondertussen meer over deze dode dan over onze buren. De man werd verhangen, in de foetushouding in het veen gelegd en vermoedelijk als offer aan de goden geschonken. Zie daar het wonder van de wetenschap. Dat men na 2400 jaar, door een postuum maag- en darmonderzoek, exact kan zeggen wat hij at voor hij stierf. Pap met gerst, duizendknoop, lijnzaad, zwaluwtong, melganzevoet, hennepnetel, akkerviooltje en vis. Gekookt in een aarden pot.
Maar een dichter buigt zich niet over de ingewanden van een veenlijk. Die gaat meer naar de geest van de dode. Steven Van Der Heyden ziet in de man van Tollund een langslaper die in een diepe droom verzonk. Hij ziet hem als jonge man en als bejaarde man. Zelfs karaktertrekken op zijn gelaat ontgaan hem niet. Dat is dan weer het wonder van de poëzie, dat je je zelfs een lijk uit de ijzertijd kan eigen maken. Steven noemt hem verlegen en vrijmoedig. In de tweede strofe bleef ik even haperen aan een woord in de eerste regel. Rimpels op je voorhoofd ‘verlopen’ als inkt op nat papier. Verlopen? Betekent dat niet 'voorbij gaan'? Bedoelt de dichter hier 'uitlopen'? Een duik in het woordenboek leert me dat 'verlopen' nog twee andere betekenisen heeft. Namelijk: 1 Vervallen. In de zin van ‘mijn paspoort is verlopen’ en 2 Zich afspelen. En als adjectief betekent het sjofel of haveloos. Meer tijd gaan we aan het woord verlopen niet besteden maar het bewijst alweer, de taal zit vol dubbelzinnige verrassingen. In de tweede regel wordt de huidskleur mooi gelinkt aan de klamme grond die hem omsloot. En toch, ondanks dat aardedonker, is de man van Tollund nog intact. Het gewicht van jaren heeft hem niet bedrukt, een werkwoord dat hier prima op zijn plek staat. Want ook het woord bedrukt heeft weer een dubbele bodem. Misschien is dat wel de kracht van deze dichter, dat zijn stem uit de buik komt, waar niet alleen het laatste maal heen gaat maar waar ook het gemoed zetelt en alles wat een mens beroert.
Dit oude veenlijk wordt niet alleen tot leven gewekt. Er wordt hem zelfs een toekomst verzekerd. Dat bewijst zijn naam, die verwijst naar een land van later. Van het woud van Thor naar een woud van stenen en glas, ook wel een stad genoemd. Een ander voordeel dat een veenlijk heeft is dat hij een heel hoge pijngrens heeft. Zelfs losgewrikt uit de bodem en drooggelegd, ligt hij nog te glimlachen en te kijken naar een vreemde wereld die hem geen barst kan schelen. En dat brengt ons weer bij zijn karakter, een verlegen en vrijmoedige man. Zie daar het contrast dat me boeit in dit gedicht. Want verlegen en vrijmoedig zijn tegengestelde eigenschappen. En die ziet de dichter op zijn gelaat, op het moment dat hij stierf.
Wim Vandeleene
Comments