een man loopt zij aan zij
met de vrouw die hij aan het verliezen is
hun jassen zijn waterdicht
hun handen hangen naar beneden
tussen hen in spookt
een veelvormig ding
hun ogen zoeken ware gedaante
ze dansen op de kans van één
haar kapsel is perfect
genaaid uit mensenhaar
de wens gelijkenis te zien
is uitgesproken
haar vingers zijn te groot
haar taal is dun geworden
de contouren van een fotolijst
stoffig behang versleten
hij was nooit een prater
en zelfs nu knaagdieren in hem woelen
brokkelen zijn zinnen
op het randje van verlamd
de mensen om hen heen zijn aardig
ze lachen ze telefoneren
vragen elkaar wat eten we vanavond
een man loopt zij aan zij
met de vrouw die hij aan het verliezen is
hij voelt hoe ze zoemt
hoe ze klopt en gloeit
hij hoort weerkaatsing van geluid
er is iets gaande in de zeeën