top of page
  • Foto van schrijverTwan Vet

Spiegeltje Spiegeltje



Nu hij weer voor de spiegel staat en ik, die aan de achterkant van deze wereld woon, weer even mag bestaan, denk ik: het is gedaan. Hij is een lul met geen benul van wat ik voor hem over heb. Heus, ook ik wil graag met meisjes praten, een kroeg bezoeken en de ochtend halen, feesten tot je niet meer weet wat voor of onder is – wat ik zoal niet heb gemist. Ik leef voor hem alleen in winkelruiten, in spiegels van een vreemde vrouw, op schermen die op zwart in kamers staan. Ooit breek ik door gespiegeld glas en dan gaat hij eraan.



Eenvoud siert. Less is more. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Het zijn regels die ook gelden voor poëzie. Kijk naar het gedicht ‘Spiegeltje, spiegeltje’ van de Nederlandse dichter Twan Vet. Vier strofen met telkens een regel minder, een aftelgedicht als het ware. Het staat mooi op het blad, dat zeker. ‘Spiegeltje, spiegeltje’. Aan de wand, denk ik dan, wie is de mooiste van het land? Iedereen kent die uitspraak. Er bestaan duizenden gedichten waarin iemand in een spiegel kijkt. Veel meer kun je met een spiegel niet doen. O ja, je kunt hem van de muur rukken en op de vloer smakken, kan ook. Hij kan barsten of versplinteren. Hij kan bewasemd zijn. Bij nader inzien biedt zo’n spiegel wel wat mogelijkheden, maar geloof me, ze zijn in poëzie allemaal al eens de revue gepasseerd. Achtung, mijnheer Vet, clichés liggen op de loer, geraak jij wel zonder kleerscheuren aan de overzijde van het mijnenveld? In de eerste strofe wordt meteen duidelijk dat ‘hij’ de man is van vlees en bloed en de ‘ik’, de spreker, diens spiegelbeeld. Het spiegelbeeld bestaat alleen maar op de momenten dat de man voor de spiegel staat. Het spiegelbeeld voelt zich miskend, laat zich laatdunkend uit over de man die hij spiegelt. Het wil uit zichzelf breken, figuurlijk, en somt daar in de tweede strofe enkele voorbeelden van op. Het wil ontsnappen aan de willekeur van zijn eigenaar. Er weerklinkt haat en afkeer van aan de achterkant van het gespiegeld glas. De spiegelkijker is een lul, ooit gaat hij eraan en daar zal het spiegelbeeld voor zorgen. Wat ik mooi vind aan dit gedicht is de achteloze en precieze verwoording. De bijtende klaagzang van het spiegelbeeld klinkt geloofwaardig. Verder de klankkleur, het rijm en het ritme, het klopt allemaal. Twan Vet is naast dichter ook muzikant, die weet echt wel hoe hij poëzie tot muziek moet maken. De geest van Wigman (de zelfreflectie, de schampere zelfhaat) waart doorheen dit gedicht. Een mooier compliment kan ik Twan Vet niet geven. Om nog even op de inhoud terug te komen, we weten allemaal dat een spiegelbeeld met praatjes niet bestaat, dat het geen eigen willetje heeft. In dit gedicht wordt een man opgevoerd met twijfels, verzuchtingen en verlangens die hij projecteert op zijn beeltenis. Deze man is niet tevreden over zijn leven, vindt zichzelf een schim van de man die hij zou willen zijn. Het is een universeel thema: wie ben ik? Wie ben ik voor mezelf, voor de anderen en wie wil ik zijn? In een gedicht dat veelvuldig bespeelde thema uitwerken aan de hand van een spiegel, nogmaals, het had faliekant kunnen aflopen, maar Twan Vet doet alles juist, toont metier en levert een staaltje poëzie af, dat in al zijn sierende eenvoud bijzonder knap is. Philip Hoorne

Comments


bottom of page