Het is zo stil in het nachtelijk dorp
dat ik de zee hoor ruisen tussen mijn slapen.
Een scheefgezakt verkeersbord
houdt de wacht – baken
voor verkeer dat niet meer komt en dat,
om zijn overbodigheid uit te dragen,
zich laat bestijgen door klimop
die er ooit een boom van hoopt te maken.
Een verre koe blaast op haar hoorn.
Het is september, de combines zijn verdwenen.
De velden zijn leeg, geoogst is het koren.
De ruisende zee, de verloren
roep van onzichtbaar vee –
de nacht is een schelp op mijn oren.
uit: Seinpost