ze verontschuldigt zich dat ze er is
bomen zijn weer kaal, niets dat verhult geruisloos de sapstroom door haar vertakte aderen
langs de zelfkant van het woud doorweven haar voeten het mos
na de wandeling de warme thee
smeltpunt in het lappendeken van aaneengeregen levens
doorheen de lussen van het breiwerk nog de wind
haar voorouders die meer weten dan zij
ze ontwaakt drie keer tot ze wakker is
herkent haar eigen huis door kinderogen
het glas in lood een caleidoscoop
de kleuren van haar jeugd in facetten uitgestrooid
tevergeefs vangt ze sterren in een doos
ze lost haar oude schepen
neerwaarts bollen de zeilen
het nieuwe nest kan vorm krijgen
ze blijkt toch nog niet uitgestorven