Ik haal de kasten leeg met brede armen,
mijn tong op het klif van een zin.
Achter de deur luistert de avond,
schreeuwt een koffer om aandacht.
Wie naar me kijkt zit in een hoek in het donker,
begint zomaar fagot te spelen en
ik vraag me af waarom alles een raam lijkt.
Het tocht, de kamer raakt mij aan
Het is of schrik onder mijn huid trekt,
wijn in mijn glas giet.