Het woordenschilderij
- Wim Vandeleene
- 13 jun
- 3 minuten om te lezen
In gesprek met Elise Vos
Over troostrijke handelingen, de moederrol en lavendelwater

Dag Elise. Welkom terug bij Roer. Samen met Jana Arns, Astrid Arns, Bo Vanluchene
en Ann Van Dessel schreef je De ogen van uil, een bundel over insomnia.
We belichten van elke dichter één gedicht uit de bundel.
Om even bij het thema te blijven, wat is jouw (in)slaapritueel?
Heel cliché, maar ik lees voor het slapengaan.
Dat hoeft niet per se poëzie te zijn.
Het kan ook proza of een informatief werk zijn.
Hoe is jouw verhouding met de nachtelijke uren?
Doorgaans ga ik slapen tegen 11u00.
Ik probeer effectief 's nachts te slapen en een vaste routine aan te houden.
De slaap is een soort onschuld, en wie niet kan slapen, kan niet onschuldig zijn.
schreef Coetzee in Wachten op de Barbaren.
Ik vind dat een erg romantische uitspraak. In mijn beleving staat een gebrek aan slaap gelijk aan een zorgelijke geest. Je kan je dan afvragen of je zorgen kan koppelen aan een groter schuldbesef.
Uit de ogen van de uil staan we even stil bij het gedicht overgang. Het gedicht vermengt alledaagse handelingen (thee trekken, ramen poetsen) met meer rituele of symbolische daden (zakdoeken knippen uit een bruidskleed, het herhalen van moeders recept). Hoe zie je het zelf? Wat zeggen die handelingen over de overgang of het omgaan met verandering?
Ik zou geen strikte opdeling maken tussen alledaagse handelingen en rituelen of symbolische activiteiten. Er is een grote overlap tussen beide. Mensen grijpen graag terug naar geruststellende daden of een werkwijze die ze bv. in hun opvoeding hebben meegekregen. Als de persoon die de handelingen aanleerde, er niet meer is, dan kan een dergelijke actie zelfs nog troostrijker aanvoelen. Voor mij gaat het hier om welke middelen we aangrijpen om te strijden tegen slapeloosheid of de redenen waarom we liggen te woelen in ons bed. Een laag die je in dit gedicht kan ontdekken is slaapproblemen tijdens de menopauze. De lyrische ik kijkt terug naar wat die leerde van een moederfiguur en vraagt zich af wat die haar zou aanraden vanuit het graf, waar ze mogelijk ook niet echt kan rusten. Bovendien kan je je afvragen of het gaat om een overgeërfde problematiek en welke handelingen (of zorgen) het wakker liggen kunnen veroorzaken of in stand houden, eerder dan dat ze je tot hulp zijn.
De figuur van de moeder is sterk aanwezig in het gedicht. Welke rol speelt de herinnering aan de moeder in het proces van overgang? Is er een poging tot voortzetting of juist een breuk met het verleden?
Naar mijn gevoel is er nooit een breuk met het verleden en bouwen we altijd verder op vorige hoofdstukken. Doordat moederfiguren een sturende rol spelen, zullen ze altijd invloed blijven uitoefenen, al is het omdat we ons afzetten tegen wat we geleerd hebben of juist navolgen uit een gevoel van respect, traditie of liefde. En dat geldt ook voor dingen die niet werken. Vrouwen die ooit een moederrol op zich hebben genomen, blijven op één of andere manier invloed uitoefenen vanuit het verleden. Onbewust of net bewust vragen we ons in moeilijke tijden af wat zij ons zouden voorgeschreven hebben tegen de demonen die naast ons bed staan te wachten.
De slotstrofe eindigt met het vinden van twee druppels inkt op het kussen na de terugkeer naar de omgewoelde lakens. Wat is de mogelijke betekenis van dit raadselachtige beeld aan het einde van het gedicht? Impliceert het een voltooid proces, een nieuw begin, of juist een onafgeronde zoektocht?
Voor mij heeft een beeld nooit slechts één zuivere betekenis of tegenhanger in de werkelijkheid; ik laat de lezer graag zelf invullen. Soms is het een onderdeel van een sfeerschepping of ingrediënt van het woordenschilderij. Al jouw bovenstaande opties zijn dus mogelijk. Van het ouderwetse besprenkelen van het hoofdkussen met lavendelwater of iets anders (de inkt van de boodschap) tot de aangehaalde terugkeer die niet alleen een poging tot slapen kan voorstellen maar ook de terugkeer van de moederfiguur, die geen rust vindt, suggereert. Wat zou haar bericht zijn en zit dat niet al ergens besloten in ons hoofd?

Interview: Wim Vandeleene