top of page

Het ritme van suiker en sneeuw

Foto van schrijver: Steven Van de PutteSteven Van de Putte

De albatros zweefde

over zeeën van onzekerheden 

gluurde door de kieren 

van de welvaart 

om de weelde te zien

de rijkdom te proeven


Daar zag hij 

de scheuren van het menszijn 

de ontzieling van het bestaan  

hij vloog weg en 

sprak er met niemand over


In de binnenlanden

dwarrelde de dagvlinder 

over velden van suiker en striemen 

zag vrouwen beschadigd door lust

maar verzekerd van trots


Hij zag Ma Pansa

rijstkorrels verstopt 

in haar vlechten van hoop

vluchtroutes gevlochten 

in haar vlechten van moed


Hij hoorde de bomen zingen

ontmoette de Marrons 

leerde de wetten van het woud


Het werd nacht en de dagvlinder stierf

zonder zijn verhaal te vertellen


Zo verstreek de tijd

waarin de ontkenning 

het niet willen zien

de dood

een hoofdrol speelden


Vijftien decennia later

peinsde de dichter over de tijd

wat kun je zeggen?

wat kun je schrijven over…


Ze balanceerde 

tussen schaamte en schaamteloosheid

tussen het eeuwenlang zwijgen en 

de gemiste regels in geschiedenisboeken

ze vocht met haar geweten


Wie was zij in dit verhaal?

het n-woord

zwarte piet

wie was zij?


Ze constateerde, realiseerde 

dat haar helden geen helden waren

dat haar koets niet van goud is

maar van huid. Gebrandmerkt.


Heb je schuld aan het verleden?

Is er schaamte voor het hier en nu?

Is spijt aan inflatie onderhevig?

Wáár zijn de standbeelden?


Ze besloot een diepe buiging te maken voor 


Ma Pansa

De Marrons

Het Meisje op Nikes


een hand te rijken 

en te dansen 

samen

in de sneeuw 

van de toekomst



Zoë van de Kerkhof

Stadsdichter van Leiden


In opdracht van


Jacintha Groen van 

Songs of Freedom



Zoë van de Kerkhof, culturele antropologe en stadsdichter van Leiden,  schrijft dit gedicht voor de ‘4 mei-herdenking’ in 2023. Het gedicht heeft een sterk ritmische candans en is geschreven om te worden voorgedragen. De doordachte duale structuur spreekt me enorm aan. In het eerste deel toont de dichteres de koloniaal onderdrukte gemeenschap die heen en weer wordt geslingerd tussen striemend geweld en vlechten van hoop. De historische verwijzingen zijn spaarzaam maar juist daardoor krachtiger. Zo krijgt Ma Pansa een hoofdrol, de vrouw die uit de slavernij vluchtte met vlechten vol rijstzaden, en zo een gemeenschap van ontsnapte slaven hielp overleven in het regenwoud van Suriname. De geschiedenis zit hier nog in ontkenningsfase. In het tweede deel van het gedicht wordt de geschiedenis wel bespreekbaar. Maar de dichteres maakt geen geheim van de ongemakkelijkheid waarmee dat spreken gepaard gaat. Her is voor een hedendaagse moderne blanke vrouw immers erg moeilijk om retroactief haar eigen positie binnen en jegens dat koloniale verleden te gaan bepalen. En mocht ze daarop in termen van schuld al een antwoord vinden, is het nog maar de vraag wat het oplevert voor de slachtoffers. De herdenking kan er hoogstens toe leiden dat haar eigen wereld- en samenlevingsbeeld implodeert. Maar die implosie zal niet gepaard gaan met een eerherstel voor slachtoffers uit het verleden. De enige juiste houding die je als mens tegenover een onverwerkbaar verleden kan aannemen, is werk maken van een gedeelde toekomst.


Steven Van de Putte




bottom of page