De albatros zweefde
over zeeën van onzekerheden
gluurde door de kieren
van de welvaart
om de weelde te zien
de rijkdom te proeven
Daar zag hij
de scheuren van het menszijn
de ontzieling van het bestaan
hij vloog weg en
sprak er met niemand over
In de binnenlanden
dwarrelde de dagvlinder
over velden van suiker en striemen
zag vrouwen beschadigd door lust
maar verzekerd van trots
Hij zag Ma Pansa
rijstkorrels verstopt
in haar vlechten van hoop
vluchtroutes gevlochten
in haar vlechten van moed
Hij hoorde de bomen zingen
ontmoette de Marrons
leerde de wetten van het woud
Het werd nacht en de dagvlinder stierf
zonder zijn verhaal te vertellen
Zo verstreek de tijd
waarin de ontkenning
het niet willen zien
de dood
een hoofdrol speelden
Vijftien decennia later
peinsde de dichter over de tijd
wat kun je zeggen?
wat kun je schrijven over…
Ze balanceerde
tussen schaamte en schaamteloosheid
tussen het eeuwenlang zwijgen en
de gemiste regels in geschiedenisboeken
ze vocht met haar geweten
Wie was zij in dit verhaal?
het n-woord
zwarte piet
wie was zij?
Ze constateerde, realiseerde
dat haar helden geen helden waren
dat haar koets niet van goud is
maar van huid. Gebrandmerkt.
Heb je schuld aan het verleden?
Is er schaamte voor het hier en nu?
Is spijt aan inflatie onderhevig?
Wáár zijn de standbeelden?
Ze besloot een diepe buiging te maken voor
Ma Pansa
De Marrons
Het Meisje op Nikes
een hand te rijken
en te dansen
samen
in de sneeuw
van de toekomst
Zoë van de Kerkhof
Stadsdichter van Leiden
In opdracht van
Jacintha Groen van
Songs of Freedom
Zoë van de Kerkhof, culturele antropologe en stadsdichter van Leiden, schrijft dit gedicht voor de ‘4 mei-herdenking’ in 2023. Het gedicht heeft een sterk ritmische candans en is geschreven om te worden voorgedragen. De doordachte duale structuur spreekt me enorm aan. In het eerste deel toont de dichteres de koloniaal onderdrukte gemeenschap die heen en weer wordt geslingerd tussen striemend geweld en vlechten van hoop. De historische verwijzingen zijn spaarzaam maar juist daardoor krachtiger. Zo krijgt Ma Pansa een hoofdrol, de vrouw die uit de slavernij vluchtte met vlechten vol rijstzaden, en zo een gemeenschap van ontsnapte slaven hielp overleven in het regenwoud van Suriname. De geschiedenis zit hier nog in ontkenningsfase. In het tweede deel van het gedicht wordt de geschiedenis wel bespreekbaar. Maar de dichteres maakt geen geheim van de ongemakkelijkheid waarmee dat spreken gepaard gaat. Her is voor een hedendaagse moderne blanke vrouw immers erg moeilijk om retroactief haar eigen positie binnen en jegens dat koloniale verleden te gaan bepalen. En mocht ze daarop in termen van schuld al een antwoord vinden, is het nog maar de vraag wat het oplevert voor de slachtoffers. De herdenking kan er hoogstens toe leiden dat haar eigen wereld- en samenlevingsbeeld implodeert. Maar die implosie zal niet gepaard gaan met een eerherstel voor slachtoffers uit het verleden. De enige juiste houding die je als mens tegenover een onverwerkbaar verleden kan aannemen, is werk maken van een gedeelde toekomst.
Steven Van de Putte