top of page
Foto van schrijverRoel Richelieu Van Londersele

Het cocon van Hopper

In gesprek met Roel Richelieu Van Londersele


Over Hopper op de heuvel, het verhaal dat zich opdringt, onbereikbare personages, de stuntelige toenadering , het plein van de dramatiek, onderwerpen die rijpen en de reis naar zijn vader.


foto: Michiel Hendryckx

Edward Hopper geeft in zijn schilderijen een desolaat landschap weer. De figuren lijken verlaten, het individu staat centraal. Vaak bij een raam wat het effect van de afzondering nog versterkt. Er wordt nauwelijks of geen contact gelegd. Wat trekt jou aan in het werk van Hopper?


Schrijven is een metier dat vooral steunt op alleen zijn, op afzondering. De personages van Hopper wonen ook in datzelfde straatje. Die eenzaamheid is voor mij het grootst bij de vrouw uit het schilderij Automat en haar tristesse is tastbaar en toch van een onaardse schoonheid. Daarom koos ik Automat als kaft voor mijn bundel.


Wat is de kracht van zijn kunst?


De schilderijen zijn esthetisch mooi, er zit een confrontatie in tussen de positieve kleuren/beelden en een inhoud met vlagen van tristesse. Zo’n confrontatie vind je ook vaak in mijn poëzie. De gelaagdheid in zijn schilderijen is dwingend: je kan er niet naar kijken zonder dat zich achter de personages meteen een verhaal opdringt. Dat wordt onder andere in de hand gewerkt door het feit dat de eenzame personages vaak kijken naar iets dat we niet te zien krijgen, iets dat we kunnen invullen met onze interpretatie. De schilderijen staan open: je kan niet alleen het leven van de personages inschatten, maar er ook je eigen leven instoppen. Zo zou ook een gedicht moeten kunnen open staan.


In het gedicht De draad van de zomer uit jouw bundel naar het schilderij Summertime

waarin een vrouw wacht aan een huis, schrijf je. Ik heb een draad gespannen tussen mij en de zomer.

En aan het slot. Beneden aan de trap ontwerp ik mijn dag. | Er komt veel zon in voor om de schade te beperken. Welke betekenis draagt het licht in het werk van Edward Hopper? En in jouw gedichten?


Technisch gezien is het licht essentieel in de schilderijen van Hopper. Het accentueert de kleuren in een soort clair-obscur zonder echte obscur. Het licht creëert een modern, aangenaam kader, waardoor de loneliness geen enkele kijker wegduwt. Voor mij moet in een gedicht die rol gespeeld worden door verrassende, frisse beeldspraak die een originele film legt over een inhoud die zelden vrolijk is.


We lichten een strofe uit ‘de eerste steen’, een gedicht uit de cyclus ‘de beklimming’.


de architecten zijn vermist

de metselaars vermoeid te bed gegaan

tijd om zelf het huis te bouwen


hij legt de eerste steen aan haar voeten

(...)


Je verwijst hier naar het ontastbare huis van de liefde?

Spreekt er ook liefde uit het werk van Hopper?


De personages zitten overduidelijk in hun eigen cocon, ook als ze samen zijn. Je hebt er het raden naar of dat komt door relationele problemen of door hun karakter of door momenten van focus, concentratie, dromen of bezinning. Het is leuk dat al die deuren openstaan, dat je als kijker kan binnenstappen in al die interpretaties. Al deze mogelijkheden probeerde ik ook uit bij het schrijven van diverse gedichten per schilderij. De interpretatie die het consequentst was zonder wit-zwart te worden en die het meest beeldspraak en gelaagdheid opleverde, won het uiteindelijk. Hopper toont het onbereikbare van de liefde en dat leidt tot medeleven en zeker niet tot berusting. Je hebt met de personages te doen, je wil hen een duwtje, een steuntje geven.


Veel liefdesgedichten worden al gauw pittig gekruid en raken snel aangebrand.

Hoe voorkom je dit? Wat houdt een liefdesgedicht overeind?


Ik steek weinig of geen erotiek in mijn (liefdes)gedichten, wel veel emotie. Emotie is herkenbaar voor iedereen en dus het beste middel om een gedicht communicatief te maken. Maar als je die emotie verwoordt met emotionele beeldspraak en sentimentele woordenschat zit het meteen fout. De kunst bestaat erin gevoelige snaren te raken met gewone woorden uit de krant, zo vermijd je ook clichés. De meest typische versregel uit mijn werk is in dit verband: ‘ik zal je repareren vader’. Die regel is 100% emotie, maar het garagewoord ‘repareren’ belet dat de diepe emotie melig wordt. Die versregel heb ik gekregen van de inspiratie, maar had ik hem moeten zoeken, dan zou ik hem zo hebben samengesteld. Hij illustreert perfect mijn visie. Die visie pas ik bewust of onbewust toe in elk (liefdes)gedicht en dus ook in deze bundel.


Een vrouw duikt op in bijna elk gedicht. Wat verderop in de bundel in het gedicht ‘Haar schaduw’ steelt ze het licht.


Daarom zal hij haar te vriend houden,

Met haar afspreken ook als er geen zon in


Als de valse schijnwerpers de dag verblinden,

De herrie meedogenloos is, zoekt hij haar achter de schutting


Hij vraagt haar: geef me geen kleur,

Blijf mooi zwart zonder rouw


Alsof hij met haar schaduw wil samenvallen? De troost van het pessimisme?


Geluk is vervelend. Op het geluk kan je geen dichtbundel of roman bouwen. Dat is bekend. Bijgevolg komt een schrijver meteen uit op het plein van de dramatiek. Daar staan heel wat pessimistische banken en bomen. Maar als je daar vakkundig mee omgaat en tot een gaaf, literair resultaat komt, biedt dat natuurlijk troost. Ik zoek de dramatiek of het pessimisme niet op, maar het ligt binnenin én op de schrijftafel als het beste materiaal om mee te bouwen.


In hoeverre vereenzelvig je je met de ‘ik’ in jouw bundel. Heb je een vast personage voor ogen?

Of schrijf je over figuren die verder van jou af staan?


Ik hou niet van bundels die een gewoon samenraapsel zijn van de betere gedichten. Deze bundel is een totaalconcept. De gedichten zijn de basis, maar er zitten ook twee korte dialogen in. In de eerste cyclus portretteer ik de eenzaamheid van de personages. Wat is hun verhaal achter dat isolement? Ik probeer hun leefwereld, hun gemis en verlangen bloot te leggen. Ik leef met hen mee en herken hun situatie. Daarom besluit ik iets te doen aan hun eenzaamheid: in een eerste dialoog laat ik twee personages uit Sunlight in a Cafetaria heel aarzelend en stuntelig toenadering zoeken tot elkaar. Dat leidt tot een tweede cyclus van voorzichtige, aftastende liefdesgedichten. Maar de personages zitten al zovele jaren vast in de kleuren van hun eenzaamheid dat ze niet kunnen komen tot een liefdesrelatie. In een tweede dialoog, waarin ze elkaar niets te verwijten hebben, geven ze hun wederzijds falen toe en gaan ze uit elkaar. Daaruit ontstaat dan een derde cyclus met afscheidsgedichten. Het zijn de personages uit de schilderijen die spreken in de ik-persoon. De ik is niet de dichter! Ik voel natuurlijk wel een verbondenheid met elk van hen.


De Hongaarse dichter Peter Kantor schreef een gedicht met de gewaagde titel:

Wat is er nodig om gelukkig te zijn?


Welbeschouwd heb je er niet zoveel voor nodig

Twee mensen, een fles wijn, een stukje smeerkaas,

wat zout, brood, een kamer met een raam en een deur,

buiten regen in lange uitgerekte strepen.


Toch komt het er, als het meezit op al die avonden

maar een enkele keer van, net als grote gedichten

bij grote dichters. De rest is voorbereiding.


Kan je dat moment voorbereiden of mogelijk maken?


De ontdekking van een knap beeld veroorzaakt bij mij een moment van verrukking. Geluk is dat niet en geluk is zelden een goed onderwerp. Geniet ervan in plaats van het kapot te schrijven. Mijn poëzie wordt getriggerd door indringende fragment uit het echte leven of gewoon door een prachtig woord of beeld dat pootjes krijgt.


Wat maakt voor jou een gedicht groot?


Hopper is een meester in het suggereren. Een groot dichter moet een meester zijn in het suggereren. Een goed gedicht is niet expliciet. Het ideaal is: helder en communicatief blijven en toch laagjes aanbrengen. Dat is een echte evenwichtsoefening. Daartoe dient al dat schaven, nadat de inspiratie langs is geweest.


Naast dichter ben je ook redacteur van Het Gezeefde Gedicht, stichter van uitgeverij De Zeef en romanschrijver. Het ouderlijk huis en de relatie met jouw vader en moeder duiken vaak op als een motief in jouw werk, zoals in je recentste roman ‘Reis naar mijn vader’ (uitg. Houtekiet). Kunnen we daar ook sporen van terugvinden in jouw bundel over Hopper? De bakermat en het ouderlijk gezin lijken daar wel heel ver zoek. Of toch niet?


Ja, de vaderfiguur is een rode draad door mijn literair werk. In 1980 wijdde ik er met ‘Mijn geboomde vader’ al een volledige dichtbundel aan. Nadien duikt de vaderfiguur nog met regelmaat op in mijn gedichten en in mijn recentste roman ‘Reis naar mijn vader’ draait heel de structuur ook rond de vader (mijn vader). Ik ga niet op zoek naar artificiële onderwerpen, ik laat de onderwerpen die zich opdringen rijpen. Als ik zie dat ik, na dat emotionele opdringen, voldoende afstand heb kunnen nemen, ga ik aan de slag. In ‘Hopper op de heuvel’ is het thema afwezig.


Tot slot één van jouw favoriete dichters, Menno Wigman, bij wie de dood en het afscheid

nooit ver weg waren. Hier enkele regels over zijn vader.


En onbeholpen als altijd mat ik

me een scheefgebogen glimlach aan,

betuigde hem alvast mijn dank en zag


mezelf toen in een stijve aula staan,

wit van verwijt dat ik nooit eerder,

nooit genoeg … Zeg het, zeg het hem nu.


Bedreven keek hij door mijn zorgen heen.

Zijn stoere woorden stelden niet gerust.

Er hing een afscheid in de lucht.


Is er iets dat je nog kwijt wil, iets dat je nooit genoeg kan zeggen?


Ja, Menno Wigman is niet toevallig een groot dichter. Ik had het geluk vele praat-uren met hem door te brengen op de bus die ons in het kader van een poëziefestival naar diverse Roemeense stadjes bracht. Uit onze gesprekken bleek dat hij héél belezen was en als Nederlander zelfs uit gedichten van zowat elke oude of jongere Vlaamse dichter kon citeren. Indringende lectuur als basis voor goed eigen werk. En verder wil ik nog kwijt dat poëzie ver boven proza staat. In een steengoede roman zou je hier of daar nog altijd een woord kunnen veranderen of een personage wat bijschaven of een extra likje verf geven. Een gedicht kan op een bepaald moment af zijn. In het moment dat je zo’n gedicht leest ( en hopelijk ooit zelf kunt schrijven ) vallen het onkwetsbare geluk en de perfectie samen.


Hartelijk dank

Graag gedaan


interview: Wim Vandeleene

 











bottom of page