Geboren in 1957 te Wilrijk met aanleg voor taal en vooral verliefd op poëzie, een liefde die pas echt openbloeide toen hij kennismaakte met het werk van Paul van Ostaijen en later ook dat van Marguerite Duras en György Konrad, en de werelden en taalrijkdom waarvoor die stonden, tevens de dagboeken van Hans Warren. Hij kwam uiteindelijk op een bank terecht waar hij over beleggen adviseerde. En ondanks dat hij zelf weinig op had met geld raakte hij wel geboeid door het economische mechanisme dat hij meer en meer zag als een wetmatigheid waaraan ook nogal wat lief en leed van alle mensen gekoppeld was. Waarom zou kunst niets te maken hebben met economie? Hij bleef echter vooral verlangen om iets met taal te mogen, schreef voor populaire weekbladen over muziek, maakte interviews. Haalde met een ontwerp voor het bouwen van een poortvormig gebouw over de Schelde te Antwerpen zelfs de nationale en internationale pers (De Ring, architecturaal vormgegeven door de Gentse architect Dirk Coopman), begonnen als een ‘visionaire’ brief aan De Morgen die daar de voorpagina haalde. Op het werk begon hij uiteindelijk tijdens zijn middagpauzes toch voorzichtig ook gedichten te schrijven in de kluizen, archieven of spreekkamers van die bank, terwijl andere collega’s aten. Stuurde die uit nieuwsgierigheid op naar tijdschriften; eerst in Amsterdam; De Brakke Hond, dan Deus Ex Machina, ook de poëziekalender van Manteau, en tot zijn verbazing werden ze allemaal gepubliceerd. Ze maakten deel uit van de hier zeer toepasselijke bundel ‘De economie van de schoonheid’, zijn antwoord op wat hij zag en een roep om betekenis en essentie. Later gaf hij samen met zijn broer, zelf artiest-schilder, in eigen beheer de bundel ‘Beste broer’ uit, een dialoog tussen schilder en dichter en gesprek tussen de broers, na een medisch zware periode met een hersenbloeding in 2008, moest hij helemaal terug opnieuw leren spreken en schrijven, en was dit zijn eerste stap terug naar zijn echte passie. Hij omschrijft zich niet voor niets als ‘amateur dromer’ bij ‘zichzelf’.
gedicht