Zich een zeespiegel voorhouden:
doorruisende woorden waarin doods-
gedachten oplossen, even vrij zijn.
Ik vind het leuk jou die te geven.
Dat het doodaardig mag worden!
In dit kolkgat waarin wij roezemoezend
ons afjakkeren en opdirken voortdurend
uitgeslepen en gepolijst zoals rolkeien
die overgeleverd zijn aan de eerstvolgende
hoge waterstanden, wat kunnen wij anders
dan zo kansrijk en ontvankelijk als het kan
resonant elkander helpen overleven?
Ik reik je de hand, hier, ervaar toe!
Toen ik nog recensent was – ik ben het nog, een klein beetje, anders zou u dit niet lezen, maar toen ik nog poëzierecensent was voor Knack en Poëzierapport –, heb ik menig dichtbundel van Mark van Tongele besproken. Een nieuw tongeldoosje werd ten huize Hoorne met plezier aan boord gehaald. Mark van Tongele is dan ook een dichter met een unieke stem. Ik heb weinig zin om dat uniek zijn hier en nu in geuren en kleuren uit te leggen – laten we zo dadelijk maar overgaan tot het uitgelichte gedicht –, wil u alleen maar adviseren om zijn werk op te zoeken in boekhandel en bibliotheek en het te lezen.
Toen ik de door mij opgerichte poëzierecensietanker Poëzierapport torpedeerde en enkele drenkelingen opviste en in een bloemleessloep onderbracht – zie, ik begin al tongeliaans te praten … laat ik dat niet beter aan de meester zelf over? … Wat ik wil zeggen is: Poëzierapport verdween en de beste stukken bleven bewaard in een fraaie bloemlezing, die quasi nergens meer te krijgen is, te koop bedoel ik, wat jammer is. Die bloemlezing vernoemde ik naar een versregel van Mark van Tongele, nl. Dansen tot na sluitingstijd. Het zijn de slotwoorden van het gedicht ‘Doorbloedend’ uit de enig mooie bundel Met de plezierboot mee. Dat was geen zakkenrollerij, in het voorwoord vermeld ik netjes dat ik leentjebuur speelde bij Van Tongele. In de bloemlezing staat trouwens een bespreking van Met de plezierboot mee, geschreven door Paul Rigolle.
Ter zake. Op 17 juni 2021 verscheen een nieuwe bundel van Mark van Tongele. Die heet Roeivlucht.
‘Roeivlucht is de baltsvlucht van de zwarte stern, waarbij het mannetje zich met een prooi in de snavel uitslooft voor het vrouwtje.’ Ik ben geen bioloog of vogelaar, lees dit ook maar af van de flaptekst. Het is interessant om de rest van de tekst er ook even bij te nemen: ‘Je ziet het voor je, dansend in vlucht, boven het water, verleidelijk lonkend naar het leven. Mark van Tongele klapwiekt dat het een aard heeft, hij wiekt in Roeivlucht als het ware door de taal, hij lonkt naar het leven (en de dood), hij danst zijn vreugdedans en een danse macabre, hij verleidt en stoot af, hij zingt en hij brult, hij fluistert en hij schreeuwt, maar altijd spatten het taalplezier en de virtuositeit ervan af.’
Dat is heel wat. Hij lonkt naar het leven en de dood. In zowat elke biografie van Mark van Tongele staat dat hij zijn studies geneeskunde afbrak na een ernstig ongeluk. Hij lag een tijdje in coma. Daarna wijdde hij zich aan het schrijven en ging deeltijds werken. Hij debuteerde als dichter in 1980. Het ongeluk, een verkeersongeval, zo lees ik op Poëzie-centraal, dateert dus van laat in de jaren ’70. Als het bijna een halve eeuw later nog altijd wordt vermeld in bio’s op flapteksten, dan kan het niet anders of de impact van het ongeluk op het verdere leven van Van Tongele is immens geweest, en is dat nog altijd. Leven en dood, het zijn dé thema’s van haast elke schrijver, scenarist, filmmaker, kunstenaar… Maar Van Tongele heeft in zijn poëzie het thema een geheel eigen invulling gegeven, en nu ben ik zonder het in de gaten te hebben toch de uniciteit van deze dichter aan het toelichten. Mark van Tongele is de dichter van de zee en de zon, de lucht en het water, de vogels en de vissen… Veel water, veel zee … als ik Mark van Tongele lees, dan hoor ik het ruisen van de golven en het krijsen van de meeuwen. De uniciteit ligt hem in de taal die de dichter hanteert: sprankelende woorden, eigenzinnige samenstellingen, neologismen, correcte Nederlandse woorden die haast niemand anders gebruikt… Taalplezier als levenselixir.
In het openingsgedicht van Roeivlucht is de zee meteen aanwezig. Het gedicht heet ‘Doe je mee?’ De dichter richt zich tot de lezer. Mark van Tongele is een gentleman. Hij duwt ons niet vanaf pagina één een gedicht in de strot – dat doet hij eigenlijk wel, hij kan toch moeilijk beginnen met een blanco pagina, maar u begrijpt wel wat ik bedoel –, hij vraagt beleefd of we onszelf een zeespiegel willen voorhouden. In die spiegel zien we doorruisende woorden, die de dichter ons wil geven, woorden waarin doodsgedachten oplossen en ons vrij maken. ‘Dat het doodaardig mag worden!’ Doodaardig: raar woord. We hadden al ‘dood’ in de tweede regel en daar is het woord meteen nog eens. Van Tongele gebruikte het woord ‘doodaardig’ al in een vorige bundel. Het is helemaal geen eng woord, niet enger dan ‘doodgewoon’, ‘doodnormaal’ of ‘doodziek’. Het voorvoegsel ‘dood’ is een versterkend voorvoegsel. Het zal heel erg aardig worden in het taaluniversum van Mark van Tongele. En toch klinkt het een beetje naargeestig – naargeestig, da’s ook zo’n vrolijk creepy woord –, doodaardig.
De versregels zes tot en met twaalf vormen één lange zin met typisch tongeliaanse taal. Wat staat daar eigenlijk? Het centrale woord is ‘overgeleverd’. We zijn rolkeien die zijn overgeleverd aan de waterstanden. Het water stijgt en het water daalt, en stijgt en daalt. We schuiven en schuren een beetje tegen elkaar aan. Dat maakt nauwelijks hoorbaar geluid. Meer gebeurt er niet in keienland. Nochtans vinden we onszelf een kei – no pun intended – in wat we doen. Het kolkt en roezemoest om ons heen. Elke kei is er rotsvast – alweer no pun – van overtuigd dat hij een steengoede – no pun once again – en onmisbare kei is. Een waterdoorlater! Een riviergezelschapsdier! Een oeverbeschermer! In werkelijkheid liggen we te liggen, zeggen eens tik links en zeggen eens tok rechts, waarbij we maar al te graag ontkennen dat het water, waar we geen vat op hebben, de eigenlijke hoofdrolspeler is.
In de slotregel neemt de dichter ons bij de hand op weg naar de volgende pagina’s. ‘Ervaar toe!’ ‘Ervaar’ van ervaren, maar ook ‘ervaar’ met de vaar van varen. ‘Toe!’ zoals in ‘toe, doe het nu maar, ervaar’, maar ook ‘toe’ (en het Engelse to) dat een richting aanwijst. De richting van het leven, het plezier te mogen leven, het leven celebreren, maar altijd bewust van de vergankelijkheid.