top of page

De vonk die niet dooft

  • Foto van schrijver: Wim Vandeleene
    Wim Vandeleene
  • 2 dagen geleden
  • 4 minuten om te lezen

In gesprek met Bo Van Luchene


Over magisch realisme, beddenwinkels en de permanente toegangspoort



Dag Bo. Welkom bij Roer. Samen met Jana Arns, Astrid Arns, Elise Vos en Ann Van Dessel schreven jullie De ogen van uil, een bundel over insomnia.


Hoe is de bundel tot stand gekomen? Hoe verliep het proces?  


Zelf ben ik er wat later bij gekomen, dus ik kan niet echt getuigen over het prille begin. Maar het komt erop neer dat dichters die toevallig met elkaar spraken over hun slaapproblemen, op het  idee kwamen er een hele bundel aan te wijden. Zo is de bal met veel enthousiasme aan het rollen  gegaan, waarop Leo Peeraer van Uitgeverij P ook in het verhaal stapte. Daarna vonden we enkele beddenwinkels (Weba in Deinze en Bedking Ergopolis in Boortmeerbeek) die genoeg gevoel voor  humor én liefde voor poëzie hadden om ons de bundel op hun bedden te laten voorstellen.  


Slapen is een fundamentele behoefte, maar de ervaringen kunnen enorm wisselen, van diepe rust tot insomnia. Wat boeit je het meest binnen het spectrum van slapen en waken?  

Hoe is jouw verhouding met de nachtelijke uren?  


Het boeiendst vind ik de schijnbare tegenstelling tussen moéten slapen om je leven bewust en met genoeg energie te kunnen leven, en het feit dat je daarvoor even uit je leven ‘weg moet  stappen’, bewusteloos moét zijn. Dat gaat in voortdurend conflict met elkaar.  Ik stel het zelf ook (te) lang uit om in bed te kruipen. Daarna slaap ik zeer onrustig, met tal van nachtmerries, en word ik vaak meermaals wakker. Het gevaar dat ik helemaal niet meer in slaap  val, loert altijd om de hoek. Daar heeft stress veel mee te maken, maar ook het feit dat ik snel mijn  gsm vast neem.  


Slapeloosheid wordt in de moderne maatschappij steeds vaker ervaren en besproken, vaak  in relatie tot stress, technologie en een veeleisende levensstijl. Denk je dat culturele en maatschappelijke factoren onze slaap beïnvloeden?  


Zeker. Een evident voorbeeld is de smartphone, die permanente toegangspoort naar alle  (des)informatie ter wereld die ook nog eens fysiek je hersenen doet denken dat ze daglicht zien.  Daarnaast is de nacht vaak een brug tussen je vrije tijd en het moment dat je weer naar je job  moet. Heel wat mensen stellen het daardoor zo lang mogelijk uit om naar bed te gaan, om zo veel  mogelijk nog uit hun kostbare vrije tijd te halen. Chinezen hebben daar zelfs een uitdrukking voor,  ‘bàofùxìng áoyè’, ruwweg ‘wrokkig uitstellen van de bedtijd’.  


Zie je hierin een verschuiving ten opzichte van eerdere generaties?  


Ik durf voorzichtig te beweren dat de smartphone geen goed heeft gedaan voor de slaap van wie nu leeft. Je (wereldwijde) vrienden zijn constant beschikbaar, maar ook je werkmail, je to-do-lijst,  je datingleven, en al wat het wereldwijde web te bieden heeft.  


Misschien nog even een andere oorzaak van wakker liggen belichten ? Gevoelens. De mens moet zijn woede vergeten voordat hij gaat slapen. zei Mathatma Gandhi.


Ik ga wel akkoord met die uitspraak, al had Gandhi wel belangrijkere zaken om woedend over te zijn / van wakker te liggen dan ik. Maar sterke emoties houden je lichaam wel zo alert dat slapen (of opnieuw in slaap vallen) moeilijk wordt. Die woede, die eigenlijk meestal naar buiten gekeerd is, haalt zo alleen maar jezelf neer. 


Zowel in de wetenschap als in de kunst is slapen een bron van onderzoek en verwondering  geweest. Welke rol speelt de verbeelding, dromen en het onbewuste in onze slaap? 


Niet iedereen herinnert zich zijn dromen, maar ze zijn zeker wel een manier om informatie te  verwerken. In de kunst zien we dat heel wat artiesten inspiratie uit hun dromen halen. Om een heel onpoëtisch voorbeeld te geven: Stephenie Meyer schreef Twilight na een zeer levendige  droom over vampieren. En wij schreven dus deze bundel.  


Het uitgangspunt van het gedicht ALERT. is een wereld waarin niemand meer kan slapen. 

Wat was de vonk van dit doemscenario?  


Als dichter ga ik wel vaker het pad op van het magisch realisme, ook in dit gedicht. Ik wilde vooral ook graag genoeg variatie brengen rond insomnia, om een valkuil van zo’n themabundel te vermijden. Daarom vroeg ik me af wat er zou gebeuren als plots niémand meer kon slapen. Dat  maakte ik zo extreem mogelijk: geen mondiale slaapproblemen, maar echt een volledige afwezigheid van slaap. Zoiets prikkelt mijn fantasie en creativiteit. 


Het gedicht toont een verschuiving van paniek naar een soort aanpassing aan de slapeloze toestand. Was het een bewuste keuze om die veerkracht te belichten? 


Ja, want de mensheid heeft wel bewezen dat ze zich zo goed en zo kwaad als het kan aan nieuwe  werkelijkheden aanpast, denk maar aan de coronatijd. Er zit een vonk in ons die niet zomaar uitdooft. Ook bij iemand die worstelt met insomnia niet: je blijft elke ochtend dan toch opstaan en de dag aanpakken.  


De slotstrofe eindigt met een opvallende notie van "geluk" nu de wereldleiders en wetenschappers ook wakker zijn. Kan je toelichten wat je met dat slot bedoelde? 


Moeilijk, want ik wil liever niet dicteren wat een lezer in mijn gedichten moet lezen. 







bottom of page