Spermaceti
Les Murray
I sound my sight, and flexing skeletons eddy
in our common wall. With a sonic bolt from the fragrant
chamber of my head, I burst the lives of some and slow,
backwashing them into my mouth. I lighten, breathe,
and laze below again. And peer in long low tones
over the curve of Hard to river-tasting and oil-tasting
coasts, to the grand grinding coasts of rigid air.
How the wall of our medium has a shining, pumping rim:
the withstood crush of deep flight in it, perpetual entry!
Only the holes of eyesight and breath still tie us
to the dwarf-making Air, where true sight barely functions.
The power of our wall likewise guards us from
slowness of the rock Hard, its life-powdering compaction,
from ist fissures and streamy layers that we sing into sight
but are silent, fixed, disjointed in. Eyesight is a leakage
of nearby into us, and shows us the taste of food
conformed over its spines. But our greater sight is uttered.
I sing beyond the curve of distance the living joined bones
of my song-fellows; I sound a deep volcano’s valve tubes
storming whitely in black weight; I receive an island’s slump,
song-scrambling ship’s heartbeats, and the sheer shear of current-forms
bracketing a seamount. The wall, which running blind I demolish,
heals, prickling me with sonars. My every long shaped cry
re-establishes the world, and centres its ringing structure.
Spermaceti
Ik peil mijn uitzicht en soepele skeletten
wervelen in onze gedeelde wand. met de flitsende puls
uit de geurige kamer in mijn hoofd breek ik sommige levens
en vertraag, zodat ze tegenstromen in mijn muil.
ik word lichter, haal adem en luier weer omlaag.
En tuur in lange lage tonen over de bocht van Hard
naar kusten met de smaak van rivier en olie
tot aan de hoge knarsende kusten van starre lucht.
hoe de rand van ons element een glanzende,
pompende rand heeft. de weerstane druk
van diepe vlucht, voortdurende ingang!
Enkel de openingen van ogen en adem binden ons nog
aan de dwergmakende Lucht, waar echt zicht nauwelijks werkt.
de kracht van onze wand beschermt ons tegen de traagheid
van de rots Hard, zijn verpletterende verdichting, tegen zijn spleten
en gestroomlijnde lagen die we in zicht zingen maar waarin we stil,
stijf, onsamenhangend zijn. zicht is een lek van het nabije
in ons en toont ons de smaken. Ons weidsere zicht is uitgedrukt.
Ik bezing voorbij de verre bocht de levende verbonden botten
van mijn soortgenoten. Ik peil de ventielkleppen van diepe vulkanen
wit opstormend in donkere zwaarte. Ik ontvang de eilanden die zinken,
de lied-verscheurende hartslagen van schepen en de zuivere schaar
van de stroom om een zeeberg. de wand die ik in blinde voortgang sloop,
geneest me, kriebelt me met echo’s. Elke lange schreeuw herstelt de wereld
en plaatst zijn klinkende orde in het midden.
De potvis, een diepzeeduiker die drie ton bloed met zich mee draagt. Waarin hij genoeg zuurstof kan opslaan om twee uur te zinken, tot een diepte van drie kilometer, waar de druk hoog oploopt. De amber, een stof in zijn darmen, wordt verwerkt in parfum en zijn hoofd wordt vervormd door spermaceti, een orgaan waarin een soort was zich ophoopt. De was krimpt en verhardt als hij afkoelt, zet uit en wordt zachter als hij stijgt. Zo verandert de potvis van volume en regelt hij de druk. Zijn temperatuur wordt door bloedvaten beheerst.
Hij peilt de diepte met een onbekend zintuig. Zijn puls breekt op zijn prooien die hij in zijn maag laat stromen. Jagen kost hem geen moeite. De kolos weerstaat de hoge druk, laat zich lui zinken naar een onbekende diepte. De puls flitst. Het is een kort en krachtig signaal. Hij haalt adem voor hij omlaag luiert. Zinken wordt ‘je overgeven aan de diepte’. Het laten gebeuren. Zinken wordt een 'passief' werkwoord, iets totaal anders dan duiken. Dat kost adem en kracht. Maar de potvis zinkt met een orgaan, met een deel van zijn lichaam. Zo kan hij kusten verkennen, ruimte nemen.
Sommige kusten smaken naar olie en rivieren, zoet water met een wrange nasmaak. De branding wordt de pompende rand van een element. Het tij, de golfslag als een pomp die het water in gang houdt, opstuwt en laat vallen. Zijn adem, zijn ogen worden openingen, het enige wat de zeezoogdieren nog bindt aan de lucht. In dat hoger element zijn ze bijna blind. De rand en de spiegel van het water is ook een wand die terugslaat tegen de rotsen. Hij zingt de gestroomlijnde lagen (van de rotsen) in zicht. Het zicht als ‘een lek van het nabije in ons’. Onder water kan hij ook de smaken zien. Ze verspreiden zich in de onderstroom en krijgen ook een vorm voor zijn enige oog waarmee hij weidser kan kijken, het orgaan dat pulsen uitzendt. De botten van zijn zijn zanggenoten zijn verbonden. Hij peilt de diepte. Op de bodem stoot hij op de ventielkleppen van vulkanen.
De poëzie van Les Murray wemelt. Hij schuwt de adjectieven niet. Hij stapelt ze. De glanzende, pompende rand, de hoge, knarsende kusten. Te veel? Waar in veel poëzie 'sober' de maatstaf is gaat het bij Les Murray de andere richting uit. Sommigen noemen hem overdadig, te barok. Maar die kritiek is misschien niet helemaal terecht. Zijn taal neemt de ruimte en gaat vrijuit. Het blikveld van de potvis bestrijkt de hele oceaan, ook de verzonken eilanden, de sonar (hartslagen) van schepen die het lied van de potvis verscheuren en de zeebergen. De puls vormt een cirkel waarvan de potvis het middelpunt is.
(Les Murray werkte als vertaler aan een universiteit en bouwde zijn loopbaan als dichter op. Hij was redacteur van Poetry Australia en wijdde zich vanaf 71 helemaal aan het schrijven. Hij woonde in Bunyah. Zijn eerste bundel the Illex Tree kwam uit in 65. Hij heeft sindsdien dertig dichtbundels uitgegeven, twee romans in verzen en acht prozawerken.
Naast Walcott, Heaney en Brodsky wordt hij beschouwd als één van de grootste stemmen in de hedendaagse Engelstalige poëzie. Hij wordt qua taal en vorm vergeleken met Auden. In 1996 ontving hij de T.S. Eliot Prize, in 1998 de Queen’s Gold Medal voor poëzie en in 2004 de Modelloprijs. In 1989 werd hij benoemd tot officier in de Orde van Australië voor zijn verdiensten voor de Australische literatuur en hij werd reeds vaak getipt als kandidaat voor de Nobelprijs voor Literatuur. Hij overleed in 2019.)