top of page
Foto van schrijverKoenrad Moerman

De man die van bloemen hield


Alles valt samen in deze kamer: orchidee

in kristalvaas, tapijt met lelies, schilderij

van Titiaan, aria Verranno a te sull’ aure

uit Lucia di Lammermoor, geur van jasmijn, jij


die je langzaam uitkleedt voor mij. Op de rozen na naakt

in deze kamer, Venus van Urbino, je lichaam

ongenaakbaar genadig. Eén ogenblik van volmaakt

geluk in het licht van de winterse zon door het raam


waaronder buiten alles uiteenvalt in mismaakt gebral,

waar je pooier wacht op mijn geld voor zijn cocaïne.

Hij slaat je. Morgen zal ik hem villen, looien en opzetten:


hij zal mijn lotus geen pijn meer doen. In de vitrine

komt zijn beeld naast de Sater te staan, op een piëdestal –

kunst verheft ook slechte mensen. Schoonheid zal de wereld redden.


(naar ‘Man of flowers’, een film van Paul Cox uit 1983.

‘Schoonheid zal de wereld redden’ is een citaat van Fjodor Dostojevski)




Man of Flowers is een Australische film uit 1983 over een excentrieke, solitaire man van middelbare leeftijd die geniet van de schoonheid van kunst, bloemen, muziek en het kijken naar mooie vrouwen die zich uitkleden. Tijdens het uitkleden luistert hij naar operamuziek zoals Lucia di Lammermoor van Donizetti. In een dergelijke decadente setting speelt dit gedicht van Koen Moerman zich af. Eenmaal van haar kleren ontdaan gelijkt de vrouw op de Venus van Urbino, een schilderij van Titiaan, een meester uit de renaissance, waarvan de titel verwijst naar de godin van de liefde.


In een voetnoot refereert de dichter naar de film en licht hij toe dat het tweede deel van de slotregel – ‘Schoonheid zal de wereld redden’ – een citaat is van de Russische schrijver Dostojevski. Er zitten veel weetjes in dit gedicht. Als poëzielezer heb je, als je niet de kennis hebt die de dichter wel heeft, de keuze om op te zoeken wat het allemaal betekent en voorstelt, of je laat het zo en geniet van het gedicht zoals het er staat zonder je te bekommeren om wie Titiaan was, hoe de aria klinkt en hoe die Venus eruitziet.


Middels een encyclopedie of woordenboek toegang krijgen tot een gedicht stremt het lezen, maar in ‘De man die van bloemen hield’ is een dergelijke sleutel niet vereist. De orchidee in kristalvaas, het tapijt met lelies, de rozen, het licht van de winterse zon wegen even zwaar door als het schilderij en de aria. De sfeerschepping is bijzonder fraai. Alles in de kamer valt samen tot een tafereel en een moment van groot geluk: kunst, rozen, muziek, de geur van jasmijn, winterlicht, vrouw die zich langzaam uitkleedt… hoeveel meer hemel op aarde kan er zijn?


Zoals het in een sonnet gangbaar is, volgt er bij de overgang van de kwatrijnen naar de terzinen een wending. Het licht van de winterse zon dat het tafereel zo fraai belicht, valt helaas ook op de viezig- en vuiligheid en het gelal en gebral van de wereld buiten de kamer. Waar in de kamer alles samenvalt, valt buiten de kamer alles uiteen. Buiten wacht de pooier van de vrouw, die een prostituee blijkt te zijn, op het geld dat zij met haar lichaam verdient en waarmee hij zijn verdovende middelen kan kopen.

Voor de man die van vele vormen van schoonheid houdt, is een pooier wel het allernietigste schepsel. De pooier, die symbool staat voor eenieder die het schone bedreigt, maakt van de schoonheid, die louter pure schoonheid hoort te zijn, een product. Een dergelijk sujet verdient het alleen maar om gevild, gelooid en opgezet te worden en in de vitrine naast de sater te staan. ‘Kunst verheft ook slechte mensen’, schrijft de dichter fijntjes, waarbij de betekenis van verheffen letterlijk genomen mag worden, de enige betekenis die op slechte mensen van toepassing kan zijn, want hoe kunnen zij die niets van schoonheid begrijpen er ooit door geraakt worden. Het afsluitend citaat van Dostojevski klinkt meer als een wens dan als een stelling.


‘De man die van bloemen hield’ van Koen Moerman, is een pleidooi voor schoonheid. De woordkeuze is heel precies en overdacht. Ik had het al over de voorwerpen in de kamer, maar wat te denken van een lichaam dat ‘ongenaakbaar genadig’ is. De dichter laat de lezer ruimte om met zijn eigen fantasie de staat van ongenaakbare genade in te vullen. Een woord als ‘lotus’ staat er niet toevallig. Lotus evoceert een perfecte symbiose van zuiverheid en erotiek. ‘Piëdestal’ schrijft de dichter en niet ‘voetstuk’. Is dat belangrijk? Ja, dat is belangrijk. Een gedicht bestaat uit een honderdtal woorden. Dat is weinig. Een dichter kan maar beter de juiste kiezen. Dat doet Koen Moerman.


Philip Hoorne


bottom of page