top of page
  • Foto van schrijverPhilip Hoorne

Coup natuur

N.a.v. de klimaatmars op 14 maart 2021


Nu alle tabakswolken

uit het binnenklimaat zijn verdreven,


schuiven wij de aarde opzij,

verharden elke oprit van onze dromen.


Er heerst buitenpijn.

Klimaatacrobaten doven de lichten in Parijs,

maar het echte circus reist de wereld rond.


Bomen moeten steeds vaker naar de kapper.

Op de schrale voorgrond: het kind.


Vanuit een met uitsterven bedreigde hangmat

telt het condenssporen en trekvogels die blijven.




Gelegenheidsgedichten zijn zelden hoogstaande poëzie. Dichten over grote thema’s als daar zijn het klimaat, corona, vrouwenrechten, gendergelijkheid, racisme et cetera, druist volledig in tegen het idee dat gedichten zichzelf schrijven en ontstaan uit het – no offence – grote niets in het dichtershoofd. Het lijkt nochtans eenvoudig om een thematisch gelegenheidsgedicht te schrijven, precies omdat het thema al vooraf vaststaat.


Ik geef mijn pupillen van het Poëzieatelier Brugge altijd deze raad: als je toch al weet waar je gedicht over zal handelen, maak dan een lijst met woorden die met het onderwerp te maken hebben. Wil je een gedicht schrijven over fietsen, dan zal die lijst woorden bevatten als velg, zadelpijn, bidon, koers, kettingkast, bandendruk, lek rijden, voorvork enzovoort. Dan komt het eropaan om met een resem zorgvuldig geselecteerde bouwstenen iets in elkaar te knutselen, wat uiteindelijk moet resulteren in een stevig huis dat ook nog eens fraai oogt. Jana Arns heeft voor het gedicht ‘Coup natuur’ niet zo’n lijst gemaakt, maar daarover straks meer.


Er is een klimaatmars geweest op 14 maart 2021. Daar moeten gedichten over geschreven worden, die als het even kan in een heuse dichtbundel komen. Een klimaatbundel. Talloze dichters maakten een klimaatgedicht en gaven zo – wat heet – een krachtig signaal. Er is al te veel tijd verloren gegaan. Willen de heren beleidsmakers het klimaat hoog op hun agenda plaatsen! Het is niet vijf voor twaalf, het is twee voor twaalf, misschien zelfs al na twaalven. Dat soort signalen.


Ik ben de zorg voor het klimaat en bij uitbreiding het milieu bijzonder genegen, begrijp me niet verkeerd. Het ligt mij echt heel nauw aan het hart, maar als poëzie de militante toer opgaat, dan heb ik de neiging om een tikkeltje sceptisch te worden. Een klimaatmars, prima. Ik heb me in mijn leven nog nooit in een mars of betoging vertoond, maar ik vind het allemaal best en ben blij dat, als het een zaak is die mij interesseert, anderen het in mijn plaats willen doen.


Maar de armlastige soldaat die poëzie heet het slagveld op jagen, ik weet niet of dat een goed idee is. Hebben die klimaatdichters zich in het thema verdiept vooraleer er poëzie van te brouwen? Of zijn ze gewoon blij om de aandacht die ze krijgen, om de kans op een publicatie in een gelegenheidsbundel, om tot een clubje te mogen behoren? Een politiek correct clubje dan nog wel, terwijl poëzie eigenlijk lak hoort te hebben aan politieke correctheid. Ik vertrouw die klimaatverzenbakkers niet altijd. Sorteren die hun afval correct? Grijpen ze naar de fiets om naar de bakker om de hoek te gaan? Hoeveel keer per jaar nemen ze het vliegtuig? Genoeg! Ik temper mijn toon. Gedichten voor een hoger doel dulden immers geen kritiek, want kritiek geven op het gedicht is kritiek geven op de goede zaak zelf, zo komt dat over, terwijl het natuurlijk niet zo is.


Wat aan te vangen met ‘Coup natuur’? Als Jana Arns een hooglijk klimaatvriendelijk bestaan leidt, dan is mijn appreciatie voor haar als persoon zeer groot. Dan maakt dat hele gedicht mij verder niks uit. Toch is het mijn taak om de woorden van het gedicht onder de loep te nemen.


Vooruit dan maar. De tabakswolken die in de eerste strofe uit het binnenklimaat zijn verdreven, doen mij denken aan het rookverbod dan in ons land vanaf 2004 in schuifjes werd ingevoerd op almaar meer plaatsen. ‘Binnenklimaat’ gaat een verband aan met ‘buitenpijn’ in de derde strofe, maar daartussenin wordt gesteld dat we de aarde opzij schuiven en elke oprit van onze dromen verharden. Bedoelt de dichteres dat we ons binnenklimaat hebben gezuiverd, ons daarvoor fier op de borst kloppen, maar ondertussen niets hebben gedaan aan het buitenklimaat? We schuiven de aarde opzij. Het beeld is niet slecht, al had ik persoonlijk gekozen voor ‘terzijde’ in plaats van ‘opzij’. ‘Opzij’ is opzij leggen; ‘terzijde’ is wegwuiven.


Na de lucht komt de grond aan bod. We verharden onze planeet, waardoor het water niet meer insijpelt, wat een verstoring betekent van onze waterhuishouding. Enfin, u kent de tekening wel: regen pijltje omlaag, verdamping pijltje omhoog. Dit is een poëzierecensie, geen natuurkundeles. Met de klimaatacrobaten die de lichten doven in Parijs wordt verwezen naar het Klimaatverdrag van 2015, dat werd ondertekend door tal van landen met als doel de opwarming van de aarde te temperen én wordt er eveneens verwezen naar Earth Hour. De ‘maar’ tussen de zesde en de zevende versregel wijst op een tegenstelling. Bijgevolg kan dat circus alleen maar slaan op een klimaatonvriendelijke activiteit zoals de nimmer ophoudende drang tot mobiliteit, die een immense bron van vervuiling is.


In de slotstrofen gaat het over de ontbossing en de impact van de teloorgang van de aarde op de komende generaties. Over het kind dat van in zijn hangmat de condenssporen telt en de trekvogels, die het in onze contreien warm genoeg hebben zodat ze zich niet meer naar het zuiden hoeven te verplaatsen, ziet over en weer fladderen. Waarom de hangmat met uitsterven wordt bedreigd, is mij niet onomstootbaar helder. We gaan er allemaal aan, is dat het? Vast wel.


Dat ‘Coup natuur’ net zo goed ‘Coupe natuur’ had kunnen heten, is tegelijkertijd de sterkte en de zwakte van het gedicht. Dit is een ijsje met heel veel bollen. (Oplikken vóór het smelt!) Alles wat met het klimaatvraagstuk te maken heeft, wordt op een hoopje gegooid. Niets wordt uitgewerkt. Waarom is dat de kracht van dit gedicht? Wel, iedereen die aan de klimaatsores denkt, denkt meteen aan lucht, aarde, groen, vogels, bijen, activisten, politici … Klimaat is geen eendimensionale zaak. Jana Arns maakt dat duidelijk door alle aspecten even kort aan te raken, en dat is best oké. De beeldspraak en de zegging zijn dat ook.


Tezelfdertijd is de oppervlakkigheid de zwakte van dit gedicht? Misschien had de dichteres één klimaatthema kunnen uitwerken. Een sterk gedicht over de nooit ophoudende zaagmachines in het Amazonewoud, of over verdwijnende gletsjers in de Alpen, of over huizen die net niet instorten omdat de muren barsten door de aanhoudende droogte en de lage grondwaterstand, had mij mogelijk meer kunnen bekoren. Of niet. Misschien had ze wat meer klimaateruditie kunnen tonen. Maar dat gedicht, dat ze niet geschreven heeft, kan ik niet naast ‘Coup natuur’ leggen om te vergelijken, want dat gedicht is er dus niet.


Conclusie: ik krijg het niet koud van ‘Coup natuur’ en ook niet warm. Daar is alvast het klimaat heel tevreden over.





bottom of page