voor Hans Groenewegen
Er is en er is niet.
Ik lees luchten.
Zie vogels die niet meer
bevruchten, hun eieren
lege omhulsels,
hun veren tooisels,
hun poten vragen.
Er is en er is niet.
Ik lees bladeren.
Zie bomen met beschimmelde
kruinen, gewassen die niet meer
passen in tuinen,
die gewied en geperkt
geen voet meer verdragen.
Er is en er is niet.
Ik lees het struikelen
over ongeknoopte veters,
zie het moeten, het rennen
het sluiten van de deuren
net voor je op kunt stappen.
Ik zie de wil der goden
verdwijnen.