Nog voor je denken kon wachtte je geduldig af,
zwom naar een vaag, maar veelbelovend licht en
negen maanden later spoelde je onwetend aan.
Met gym stond je weer in de rij: je maakte braafjes
voor de alfajochies plaats, wachtte angstig af,
omdat niemand in de klas de laatste wilde zijn.
Toen de meisjes, de allermooiste meisjes kwamen,
duwde je een bonkend, kloppend lijf weer in een
nieuwe rij – nooit kwam je helemaal vooraan.
Zo bleef je overal verloren staan, zo wachtte je
je tijd aan stukken, zo werd geduld gemist geluk.
Het kostte jaren die je nergens terug kan vragen, maar nu
je weet dat leven eigenlijk een onbeantwoord wachten is,
troost het je dat bijna iedereen in hetzelfde schuitje
zit en wachtend soms een half mensenleven mist.